Tempo Giusto,
Iedereen heeft zijn eigen ritme en tempo, maar hoe weet ik
nu of mijn tempo mijn eigen tempo is of een aanpassing aan dat van de omgeving.
En wordt mijn tempo bepaald door bevlogenheid of door wilskracht? Dat lijkt
hetzelfde, maar het één levert energie op en het andere kost energie! De truc
is natuurlijk om “in de maat” te blijven zodat je binnenwereld en buitenwereld
gelijke tred houden. Ik geloof dat ik dat eindelijk begin te te leren!
In de muziek wordt door componisten en musici vaak gewerkt
met een metronoom die een specifiek aantal slagen per minuut weergeeft. De
componist bepaalt zo het tempo en daarmee de sfeer van de muziek. Tempo is het
Italiaanse woord voor tijd en de Italianen bedachten allerlei termen voor
verschillende muziek-tempi zoals: lento, grave, vivace, allegro etc. Daarbij
gingen ze in eerste instantie helemaal niet van een metronoom uit maar van het
“Tempo Giusto” . Dit juiste tempo werd bepaald door menselijke hartslag en wat
daarmee voor de gemiddelde toehoorder aangenaam aanvoelde. Een sneller tempo
werkt opzwepend en een langzaam tempo ontspant en wekt innerlijke reflexie op .
Het mag duidelijk zijn dat er grote individuele verschillen bestaan!
Nu we het over tempo hebben herinner ik me opeens weer mijn
eerste telefoongesprek met Ton Koopman. Maar voor ik daarover vertel moet ik je
eerste een kleine voorgeschiedenis geven om uit te leggen hoe ik überhaupt bij
Ton terecht kwam.
Mijn vader bouwde een klavecimbel in het jaar van mijn
geboorte en wij, het klavecimbel en ik, groeiden samen op. We woonde in huis bij
mijn oma in de Piet Mondriaanstraat in Amsterdam, omdat mijn ouders nog geen
eigen woning konden huren vanwege de woningnood. Mijn eerste kinderstoel stond
aan de werkbank waar mijn vader de dokjes en toetsen van het klavecimbel
maakte, want er was geen ruimte genoeg voor een werkbank en een tafel. Ik
leerde lopen en stootte mijn hoofd aan het klavecimbel waar ik eerst wel en later niet meer onderdoor kon lopen. Het
sprak voor mij als vanzelf dat ik er op zou gaan spelen. Het klavecimbel koos
mij zullen we maar zeggen.
Mijn muzikale carrière begon met een blokfluit, maar toen ik
10 jaar was en we inmiddels in Purmerend woonde, kreeg ik pianoles. Ja je leest
het goed hoor; pianoles, want klavecimbelles werd in Purmerend niet
gegeven. Na een jaar vond meester Lascek
dat ik toch echt een piano moest aanschaffen, maar dat was natuurlijk helemaal
niet wat ik wilde. Ik vond die pianolessen verschrikkelijk en de arme man vond
ik een heel enge man want hij had geen baard en als kind van een stel hippies vond
ik dat maar verdacht. Zonder baard was je lid van de maffia. En elke keer als
ik naar mijn pianoles liep vanuit de Planetenstraat naar de oude binnenstad,
dan hoopte ik dat ik bij het oversteken van de Burg. Kooimanweg en de
Purmersteenweg aangereden zou worden zodat ik niet naar pianoles hoefde. Het
was voor een ongeluk een betrekkelijk veilige situatie want aan de overkant was het ziekenhuis (ook toen was ik al een controle freak). Daarna kwam de
houthandel en dan liep ik de koemarkt op waar de muziekschool was. Ik kreeg dat
ongeluk nooit: een gemiste kans en weer een pianoles! Gek genoeg heb ik nooit
bedacht om tegen mijn ouders te zeggen dat ik er geen zin meer in had. En zo
speelde ik klavecimbel; niet met bevlogenheid maar met wilskracht.
Na ruim twee jaar besloten mijn ouders om mij in Amsterdam
op klavecimbelles te doen i.p.v. een piano aan te schaffen. Elke week ging ik met
de bus naar Amsterdam om daar klavecimbel te leren spelen bij Tini, toen
nog leerling en later vrouw van Ton Koopman. Een hele vooruitgang, want Tini was
een schat en ze voelde zich niet alleen verantwoordelijk voor het geven van
boeiende klavecimbellessen, maar ook voor mijn algemene ontwikkeling. We hadden
meteen een “klik”en zij stelde belang in mijn schoolleven, mijn kleding en mijn
welzijn. Ik vond het ook een avontuur om steeds weer op andere locaties in
Amsterdam les te hebben, en altijd in oude panden. Het begon aan de Singel vlak
bij de Sonesta Koepelkerk op een zolder verdieping, daarna in de pastorie van
de kerk de Duif, toen in de 2e Anjeliersdwarsstraat in de Jordaan, en
vervolgens aan de Lindengracht. Daarna verhuisden ze naar Bussum, en was ons
leven inmiddels zo verweven dat ik mee-verhuisde. In Bussum ben ik gestopt met mijn klavecimbel lessen. Ik was 25 jaar en speelde muzikaal en met veel wilskracht,
maar zonder technische en motorische aanleg voor het instrument.
Het was zo rond mijn 14e, we woonden net in Edam,
toen ik Ton aan de telefoon kreeg. Ik was overdonderd door zijn tempo. Hij
sprak heel snel en ik zei maar ja en knikte erbij en hing weer op. Ongeveer een kwartier later drong pas tot me
door wat hij had gezegd. Tini was ziek en hij zou mij die week les geven maar op een
ander tijd dan normaal. Gelukkig had ik de inhoud van het gesprek wel
geregistreerd al viel het kwartje veel later.
En zo stelde ik mijn tempo bij, want al snel kon ik hem goed
bijhouden, maar aan gezichten van mensen die hem nog maar pas kenden kon ik
altijd weer zien dat ze hem niet bij hielden! Na oppas van de kinderen en bibliothecaresse werkte ik vervolgens voor het orkest. Ik leerde dat Ton echt
belangrijke dingen steeds weer opnieuw zegt, zodat er altijd nog een volgende
gelegenheid is om hem te begrijpen. Ik ben er later van overtuigd geraakt dat geniale mensen zoals Ton andere hersens
hebben. In die hersens zijn extra
sluiproutes aangelegd waardoor kortere denkpatronen en snellere reacties
mogelijk zijn. Die routes ontstaan volgens mij door hun bevlogenheid, al kan ik
die visie niet wetenschappelijk onderbouwen.
Caecilia
Caecilia