zondag 30 december 2012


De Concorde

Gisteren zag ik in een documentaire de Concorde opstijgen. Ik moest gelijk weer denken aan 25 juli 2000 toen de Concorde van Air France om kwart voor vijf bij Parijs neerstortte. We waren weer eens op tournee en vlogen van hot naar haar, overstappend van het ene vliegtuig in het andere alsof we het over een stadsbus hadden. Die dag beseften we weer dat vliegen toch iets anders is en dat we met wat meer respect moesten denken over de afstanden die we aflegden.

 Op 25 juli hebben we geen concert maar vliegen we van Leipzig naar Montpellier met twee overstappen; op de luchthaven van Frankfurt en dan nog eens op Parijs. In Leipzig stijgen we te laat op en tijdens de vlucht zit ik me te verbijten want nu wordt de overstaptijd op Frankfurt verkort tot een half uur. Dat lijkt lang, maar als je weet hoe ver je daar soms moet lopen, en het feit dat we met een groep van 56 man waren, dan snap je mijn zorgen daarover. Bij het overstappen blijf ik bij de achterblijvers en jaag ze op naar de volgende gate. Francine is zwanger en misselijk en Joost blijft aan haar zijde, Malcolm heeft iets aan zijn voet en beiden kunnen ze dus niet rennen. We proberen het toch maar zijn te laat en mogen niet meer mee met de rest van de groep. Gelukkig gaat er een flink uur later al een volgende vlucht naar Parijs. Zo kunnen we waarschijnlijk toch nog samen met de anderen op het vliegtuig naar Montpellier.

In Parijs aangekomen overvalt ons een heel vreemde atmosfeer. Er heerst stilte op het altijd zo drukke vliegveld Charles de Gaulle. We haasten ons gevieren naar de gate waar ons vliegtuig naar Montpellier vertrekt, maar daar worden we verwezen naar de incheck balie. We mogen niet meer aan boord terwijl de boarding time nog niet is verstreken. Er is iets aan de hand maar wat weet ik niet. We gaan daarom naar de incheck balie, maar de dame daar wil ons niets vertellen en zegt dat we moeten wachten. Ze mag ons niets zeggen. Ik leg haar uit dat we een deel van een groep zijn, dat ik de leider ben en dat ik bij onze groep wil zijn. Ze mag niets zeggen maar stottert dan toch dat er een ongeluk is gebeurd.

In gedachte zie ik het hoofd van Ton al gescheiden van zijn romp in een neergestort vliegtuig liggen en alle musici en de instrumenten kapot door elkaar op een hoop. Wij vieren als enige overlevenden van de tournee? Hoe ga ik dat aan hun gezinnen vertellen? Ik heb het gevoel dat ik heb gefaald in mijn functie als herder van de groep. De dame kijkt op van mijn ticket en zegt dan; het neergestorte vliegtuig is niet uw toestel anders had ik het u niet gezegd. Alle vliegverkeer is stil gelegd en alle hotels in de omgeving zijn gereserveerd voor de nabestaanden. Ik kan niet s voor u doen. Komt u morgen of overmorgen maar eens terug. Ik sputter nog wat dat we morgen een concert in Montpellier hebben maar dat helpt natuurlijk niet.


En dan denk ik aan de trein. De treinen rijden nog en er is een station op het vliegveld Charles de Gaulle. Ik zeg tegen de anderen dat ze daar naartoe moeten lopen en ren zelf vooruit. Ik ben niet de enige die nu aan de trein denkt en sta even later in de rij die na mij steeds langer wordt. Het blijkt goed dat ik zo hard gerend heb want als ik aan de beurt ben kan ik nog juist de laatste vier couchettes op een nachttrein naar het zuiden boeken. Alle mensen na mij moeten de nacht ergens in Parijs doorbrengen of staand in het gangpad van een trein.


Het is nu zes uur ’s avonds en de trein vertrekt over vier uur van Gare du Nord. We besluiten om naar Gare du Nord te gaan en daar in de buurt wat te eten. We zijn behoorlijk bezweet en onze koffers zijn ergens in Frankfurt of op Charles de Gaulle, of misschien zelfs wel onderweg naar Montpellier? We kopen daarom wat schone T-shirts, toilet artikelen en ook nog wat eten en drinken voor onderweg; chips, water, frisdrank en yoghurt voor Francine tegen de misselijkheid.

En dan zitten we, na alle stress van die middag, opeens in het zonnetje op een terras in Parijs alsof we op vakantie zijn en eten een Franse kip. Op ons gemakt gaan we daarna naar de trein waar we ons bed opmaken en gezellig praten. En zo reizen we die nacht naar Montpellier, minder comfortabel dan reizen per vliegtuig en slapen in een hotel, maar we hoeven de nacht tenminste niet in een park in Parijs door te brengen. En ik vind het stiekem wel even fijn om een dagje van die grote groep verlost te zijn!

Montpellier; place de la comedie


En zo ontstond er een speciale band tussen ons vieren doordat we zo op elkaar waren aangewezen die dag. Terwijl er nog veel koffers van orkestleden zoek waren, stonden die van ons de volgende ochtend keurig te wachten in Montpellier. En niet te vergeten werd die winter Karel geboren; zoon van Francine en een prachtig mens. Sinds die tijd houden we met enige regelmaat een “trein reünie” en eten we samen. De Concorde heeft sindsdien niet meer gevlogen; haastige spoed is zelden goed!

Caecilia

vrijdag 21 december 2012


Waar is Foskien,

Het kan raar lopen in het leven, en je kunt studeren wat je wilt, maar de kracht van overlevingsstrategieën is vaak sterker dan alle later aangeleerde zaken. Zo studeerde ik muziekwetenschap met het idee artikelen en boeken over de oude muziek te gaan schrijven, maar voor ik er erg in had werkte ik in de zorg, namelijk als tourmanager van het Amsterdam Baroque.

Na mijn middelbare school studeerde ik fulltime Muziekwetenschap in Utrecht en werkte daarnaast  twee dagen in de bibliotheek bij Ton. Ook paste ik nog vier maanden per jaar op hun dochters. Ik deed al met al wel zes jaar over mijn studie i.p.v. vier jaar; iets waar ik nooit spijt van heb gehad omdat  de combinatie studie en werk me later veel heeft gebracht.

Toen ik afstudeerde in mei 1991 was ik inmiddels vier maanden zwanger en dat eerste jaar met Daniel en inmiddels drie en een halve dag werk per week was een heel nieuwe ervaring. Maar toen ik na een jaar weer fit was en geleerd had om werk en kind te combineren begon ik mijn bibliotheekwerk wat saai te vinden.

In de kerstvakantie van 1992 kwam Ton met me praten om in te vallen voor Elsbeth die ziek thuis zat en ook op termijn niet meer al het werk voor het orkest alleen aan kon. Ton had snel iemand nodig die met het orkest op tournee kon. Ik was al eens met het orkest op pad geweest naar Nijmegen, toen Elsbeth ziek was en wist een heel klein beetje wat er van me werd verwacht. Ik had Elsbeth de afgelopen jaren aan het werk gezien en dat werk leek me dus verschrikkelijk vervelend! Maar ik hielp Ton graag uit de brand.

Het grappige was dat Ton me helemaal zag zitten in die functie als tourmanager en organisator. Ik had hem op mijn 16e overtuigd vertelde hij. Dat was toen ik met hen mee ging naar Zuid Frankrijk om op de kinderen te passen in La Grande Motte, terwijl Tini en hij moesten werken. Dat ik gewoon goed en leuk voor de kinderen zorgde, kookte en opruimde, Tini op haar gemak stelde en alle problemen oploste -terwijl ik in een voor mij volkomen vreemde omgeving zat van appartementen en hotels en Frans moest spreken- bewees mijn creativiteit en improvisatiekunst volgens hem. Hij moest wel om me lachen toen ik onderweg in een hotel mijn eigen bed had opgemaakt (ik was nooit eerder in een hotel)! Ik heb er een geweldige tijd gehad, zat met mijn kindertjes aan het strand in de zon en speelde moeder, iets wat het enige was dat ik zeker wist wat ik in mijn leven wilde worden! Ik reisde na twee weken alleen met de nachttrein terug naar Nederland.

En nu kwam ik er dus achter dat die tijd de basis had gevormd voor mijn verder carrière!

In februari zou ik op tournee gaan naar België en Frankrijk. Ik maakte me wel zorgen want hoe moest ik er nu achter komen wat mijn werk was als Elsbeth mij niet kon inwerken? En ik had zelfs nog nooit in mijn leven gevlogen dus hoe kon ik nu de musici begeleiden? Ton zag dat helemaal niet als probleem; hij zou me tijdens de tour wel zeggen wat ik moest doen. Mijn vader loste het vliegprobleem op door me in de eerste week van januari een lang weekend mee te nemen naar Londen om oom Wout te bezoeken. Ton gaf me tot na dat weekend om mijn beslissing te nemen. Omdat we het geld nodig hadden en ik mijn huidige werk saai vond besloot ik de uitdaging aan te gaan, maar omdat het werk me echt verschrikkelijk leek spraken we af dat ik het een jaar zou doen om te kijken of het me zou bevallen.

 In de 2e week van Januari dook ik in de computer en ordners van Elsbeth om uit te zoeken wat er wel en niet geregeld was voor de tour. Ineens was ik bezig met het bellen en sturen van faxen aan buitenlandse organisaties over hotels en podiumopstellingen en boekte ik de laatste reizen voor de musici. Ja je leest het goed hoor: ik stuurde faxen want e-mail bestond toen nog niet! En Tini, heel lief, nam me mee uit winkelen om voor mij een gepaste garderobe voor een tourmanager aan te schaffen.

In februari ging ik op tournee met het Amsterdam Baroque Orchestra. We hadden nog niet ons eigen koor en werkten samen met het koor van de Bachvereniging omdat we toerden met de Johannes Passion van J.S. Bach. Het was een spannende tijd omdat ik het wiel opnieuw moest uitvinden, wat op zichzelf heel verfrissend kan werken voor een organisatie. Maar ondertussen voelde ik me een soort soldaat in oorlogstijd, want zoals bekend: ”door schade en schande wordt men wijs”. De eerste repetitieweek ging redelijk vlekkeloos, tenminste  voor de buitenwereld.

Maar toen vertrokken we dan naar het buitenland per touringcar! En net over de grens van Nederland maakte ik mijn eerste grote blunder. Op weg naar Brussel dronken we koffie in een wegrestaurant. Ton was er niet bij want die ging i.v.m. met interviews al eerder per trein naar Brussel. Toen de pauze om was moest ik iedereen weer in die bus zien te krijgen. Dat kostte behoorlijk wat moeite en een speurtocht door alle ruimtes van het wegrestaurant, tot aan de herentoiletten toe. Vervolgens wilde ik in de bus alle namen op een lijst gaan controleren. De musici riepen dat dit echt niet hoefde. Iedereen kon toch even naast zich kijken om te zien of z’n collega er ook was? Zo gezegd zo gedaan. Iedereen bleek aanwezig en we reden de snelweg weer op. Maar na tien minuten realiseerde iemand zich dat Foskien ontbrak! Ik gaf daarom de chauffeur opdracht om te keren en terug te rijden naar het wegrestaurant. Maar zo eenvoudig was dat niet. Snelwegen zijn bezaaid met afslagen behalve als je ze nodig hebt.

Anderhalf uur later reden we weer de parkeerplaats van het bewuste wegrestaurant op. Ik ging naar binnen om een boze Foskien te zoeken. Die was daar gelukkig nog. Ze had al naar kantoor gebeld en Hans had haar opgedragen daar te blijven wachten. Mobiele telefoons hadden we nog niet dus bellen om haar gerust te stellen was er niet bij. Zij en ik zijn die 90 minuten wachten nooit vergeten. Heel lang daarna werd ik nog door de andere musici geplaagd met de vraag “waar is Foskien”. Ik heb daarna altijd alle namen van mijn lijst af gecontroleerd en ben een stuk strenger geworden over het bijtijds terugkeren naar de bus.

Het orkest reageerde over het algemeen goed op mijn aanwezigheid en had begrip voor mijn beginnelingen status. Het werk was voor mij als topsport maar ik deed het graag en ik durf gerust te zeggen dat ik erg goed voor iedereen zorgde.

Het werken op kantoor viel dat eerste jaar niet mee, maar ik weet nog dat we na ruim een jaar op tournee naar Japan gingen en dat zakelijk leider Hans en ik op de vrije dag samen het park bij het Paleis in Tokyo bezochten. Hij complimenteerde me toen voor de wijze waarop ik mijn werk deed en mezelf had ingewerkt. Ik was inmiddels een volleerd tourmanager! Ik ben nooit meer iemand kwijtgeraakt behalve een koorlid, zijn naam houd ik geheim; hij bleef expres achter op airport Madrid en miste het vliegtuig omdat hij een middag alleen wilde zijn.

Caecilia

vrijdag 14 december 2012


De dood hoort bij het leven

Gisteren zag ik in een detective een lijk in een rivier drijven en dat deed me denken aan het lijk dat Vera met een paar anderen gevonden had. Ja die detectives zijn best realistisch hoor! Tijdens mijn ABO&C-carrière heb ik 2 x een drijvend lijk in een rivier meegemaakt. Ik zal je vertellen hoe dat ging.

In maart 2005 waren we twee weken op tournee met de Mattheus. Vera is een koorlid en samen met drie andere koorleden besloot ze op de vrije dag in Valladolid om een boottochtje over de rivier te maken. Het had een ontspannen dagje moeten worden, maar ze kwamen lijkbleek terug. Die avond in de bar van het hotel vertelde Vera mij wat er was gebeurd. Ze hadden een bootje gehuurd en waren de stad uit gevaren. Het was eigenlijk een saai tochtje en het duurde lang voordat de omgeving wat mooier en natuurlijker werd. Maar toen zagen ze plotseling dat er iets raars in het water dreef, en dichterbij gekomen bleek het een lijk was. De kapitein belde de politie en die vroeg de gids om het lijk vast te binden en het op sleeptouw te nemen zodat ze het niet helemaal hoefden op te halen. Ja je hoort het goed hoor! Zo aanvaarden ze even later de terugreis met een opgezwollen lijk op sleeptouw. Het duurde ruim een uur want ze waren ver van de stad en ze durfden ook niet hard te varen omdat het lijk uit elkaar dreigde te vallen. Op een aanlegplaats halverwege de tocht nam de politie het lijk over.

Vera zelf zag er ook uit als een lijk en ik bood haar aan bij haar op de kamer te komen slapen voor het geval ze nachtmerries zou krijgen. Vera lag de hele nacht wakker. Uit de krantenberichten de volgende ochtend bleek het om een sinds twee maanden vermiste vrouw te gaan. Omdat het de eerste zonnige dag was geweest, kwam het lijk door de warmte boven drijven. Toen we twee dagen later Valladolid uitreden knapte ze weer helemaal op en 
later hebben we er erg om gelachen.


Het andere lijk kwamen we eind juli 2007 tegen in de rivier bij Saint Astier in Frankrijk. We waren daar voor het slotconcert van de Itineraire Baroque: het zomerfestival dat Ton daar ieder jaar organiseert in de buurt van zijn vakantiehuis in de Perigord. Het is ieder jaar weer een erg gezellig en intiem Festival in ietepetieterige kerkjes met een groot concert tot slot. Tussendoor wordt er lekker gegeten (en gedronken) en vooral wordt er erg hard gewerkt door heel veel vrijwilligers. Ik was daar voor werk maar was er met eigen auto en de kinderen om er gelijk een vakantie aan vast te knopen. Emile (mijn man) reed de vrachtwagen met de spullen en instrumenten.

Tussen de repetitie en het concert kreeg iedereen een half belegd stokbrood met een flesje water en de musici stroomden uit om het buiten in de zon op te eten. De kerk stond op een kleine heuvel in het stadje maar ook dicht bij de rivier, zodat de meesten daar heen gingen voor een ontspannen lunch.
Toen het concert van drie uur bijna zou beginnen, kwam een politieagent melden dat ze een van onze violisten nog vasthielden voor verhoor. Hij was verdacht omdat hij een lijk in de rivier had gemeld. De politieagent keek me wat bevreemd aan want Daniel stond naast me met een wit t-shirt vol bloed; hij had net een bloedneus gehad, maar leg dat maar eens uit in het Frans! Inmiddels kwamen ook nog de ouders van de violist op bezoek en die waren erg bezorgd dat hun zoon op het politiebureau zat!
Uiteindelijk konden we de politie overhalen dat de violist wel mocht spelen op het concert en daarna weer mee ging voor verder verhoor. Een agent moest vlak bij hem zitten tijdens het concert om op hem te letten! Die avond raakten ze er gelukkig ook van overtuigd dat de violist niets met het lijk te maken had zodat hij toch nog met z’n ouders kon genieten van een verlaat diner. De dood hoort bij het leven, maar drijvende lijken zijn toch wel luguber.

Als “moeder” van de organisatie ging ik altijd naar alle begrafenissen en crematies. Zo ben ik naar de begrafenis van Polly in Laren geweest; mijn ex-collega met de hersentumor waar ik al eerder over schreef. Ik zie me daar nog zitten met Annette en Hans: we waren allemaal erg aangedaan. Ik ging altijd naar de begrafenissen van partners en ouders van orkestleden en de medewerkers van kantoor, zoals bijvoorbeeld de vader van Eline, en de man van Maggie in Engeland. 


Ik was erg onder de indruk van het overlijden van de altvioliste Katherine McGillivray en reisde naar Schotland waar iedereen na de plechtigheid thuis bij haar vader en zuster zo gastvrij werd ontvangen. We aten daar met zo’n vijftig musici en haalde herinneringen op. Een heel contrast om dan weer terug naar een hotelkamer te moeten op de luchthaven van Glascow. Katherine was een bijzondere vrouw en ik mis haar. Ze overleed op een dag in haar slaap in een hotel tijdens een repetitieweek. Toen ze niet aan het ontbijt verscheen, werd ze op haar kamer gevonden; ze was die avond tijdens het lezen van een boek in bed gestorven. Ze hebben later ontdekt dat ze een hersentumor had. 

In een poging de dood te slim af te zijn startte ik in 2004 ook met een jaarlijkse BHV cursus. We werden allemaal ouder en gestrester en we liepen daardoor meer risico. Ik zag het al gebeuren dat op een dag iemand het lootje zou leggen. Het leek me slordig om onderweg op tournee mensen kwijt te raken, en een goed idee om te kunnen reanimeren!

Als je zo vaak op tournee gaat merk je hoe intensief dat is en dat mensen zich sterk verbonden voelen. Het was daarom heel bijzonder om  ook bij het afscheid van dierbaren van kantoormedewerkers en orkestleden te mogen zijn. Gelukkig werd ik ook vaak uitgenodigd voor de andere kant van de medaille. Ik ben heel wat op kraamvisite geweest en bruiloften niet te vergeten. Ik heb  ook heel wat gebreid, gehaakt en genaaid voor alle nieuwe baby’s.

Als je dit zo leest zul je denken dat ik het over mijn familie heb en niet over mijn werk. Maar zo heb ik dat ook altijd gevoeld, en daarom was het ook zo moeilijk toen het fout ging bij het Amsterdam Baroque en we allemaal werden ontslagen toen het Fonds Podiumkunsten besloot dat we geen subsidie meer zouden krijgen. Inmiddels weet ik wel dat NIETS altijd maar het zelfde blijft en dat je maar beter een beetje kunt meebewegen met de rivier van het leven. Laten we dus genieten van wat we nu hebben!

Caecilia

vrijdag 7 december 2012


Handschriften ontcijferen

Vorige week vertelde ik over briefjes in postvakken en ik wil daar nog wel iets aan toevoegen: Ik ben “beroemd” geworden met het kunnen ontcijferen van Ton’s handschrift. Helaas heb ik geen briefjes van zijn hand bewaard! Onderweg op tournee en ’s avonds thuis schreef hij die briefjes met opdrachten en vragen en die waren meestal moeilijk te lezen. Regelmatig kwamen er collega’s bij me aankloppen met het verzoek daarbij te helpen. Tijdens mijn opleiding muziekwetenschap werkte ik als zijn bibliothecaresse en las ik heel wat van zijn briefjes. Ik volgde in die tijd ook colleges handschriftkunde en oefende op alle grote geniale componisten die een pen op papier hadden gezet.

J.S.Bach Handschrift van koorbezetting

Ik kan je zeggen dat Ton qua geniaal handschrift prima in het rijtje Bach, Mozart, Schubert en Beethoven past. Maar terwijl Beethoven op papier heel veel ruimte innam, schreef Ton altijd heel klein en kriebelig op een klein briefje. Eén keer presteerde hij het om voor mij de podiumopstelling van de orkestsuites van Bach op 1 vierkante centimeter te tekenen! De onleesbaarste briefjes prikte ik op het prikbord naast me en daar keek ik dan elke keer weer naar in de hoop dat ik het plotseling zou herkennen. Naast mijn ervaring van hoe hij letters schreef (steeds weer anders in relatie tot specifieke letters), was mijn belangrijkste truc om te weten wanneer en in welke context hij ze schreef en te begrijpen waar hij op dat moment aan had gedacht. Bij binnenkomst van het briefje schreef ik er daarom direct de datum op en ik vergeleek het met zijn agenda, de boeken die hij op dat moment las en de programma’s die we op korte termijn zouden uitvoeren.

L.von Beethoven Handschrift

Ik heb het altijd erg leuk en bevredigend gevonden en een geweldige uitdaging om te begrijpen wat er in zijn hoofd om ging. Ik verzamel “handleidingen” van mijn medemensen, en de handleiding van Ton heb ik nu aardig compleet. Nu begrijp ik pas waarom ik sinds mijn vertrek bij het Amsterdam Baroque zo graag detectives kijk!

Caecilia

vrijdag 30 november 2012


Postvak,

Er was eens, lang geleden, ver voor de tijd van de e-mail, het kantoor van het Amsterdam Baroque. We werkten nog met een telex en een fax om berichten te versturen die sneller dan de PTT post moesten gaan. We hadden al computers maar gebruikten ook nog vaak een typmachine. Op kantoor had ook iedereen een eigen postvak en als je vragen had dan deed je de vraag op een briefje in het postvak van de betreffende collega. Hans had dit systeem ooit ingevoerd omdat we elkaar teveel vragen toeriepen tijdens het werken en elkaar zo steeds stoorden en uit de concentratie haalden. Het was een goed systeem; het scheelde een hoop lawaai en het dwong ons er ook toe om vooraf na te denken over wat we nodig hadden van collega’s om ons werk te kunnen doen. Die postbakjes stonden als een toren bij de faxmachine en je keek er een paar keer per dag in als je er langs liep om iets te faxen of te kopiëren.

In dat postvakje bewaarde ik ook mapjes per project met daarin alles wat ik nog moest beantwoorden. Ton had de gewoonte om in onze bakjes te kijken als hij ’s avonds op kantoor was en dan schreef hij er dingen bij. Dit ging meestal over waarom we die vraag nog niet hadden beantwoord of de opdracht nog niet uitgevoerd. Voor hem bestond er maar één soort opdracht en dit type heette: ”urgent: vandaag doen”. Dat was niet zo leuk, maar je moet bedenken dat hij bij de start van het orkest alles zelf regelde, tot aan vliegtikets bestellen en eten regelen toe. Hij heeft daarna nooit helemaal kunnen wennen aan het delegeren en bleef zich persoonlijk met alle details bezig houden. Ik heb daar toen iets op gevonden wat hem rust gaf; ik schreef op elke fax of briefje wanneer ik het ging doen en voegde een checklist per project toe en een lijstje met hoe ik mijn werk ingedeeld had in de dagen die zouden volgen. Dat gaf hem veel rust. Taken die ik moeilijk vond en uitstelde vielen natuurlijk op en al snel maakte ik er een gewoonte van om die eerst te doen om maar van Ton af te zijn. Achteraf ben ik hem erg dankbaar want behalve goed plannen leerde ik zo ook goed communiceren over mijn planning!

Rond Ton’s 50e verjaardag organiseerden we een verassingsfeestje in Ottone in Utrecht. Je vraagt je af wat dit met die postvakjes te maken had? Nou, alles natuurlijk! Want probeer maar eens een groot verassingsfeest te organiseren als het feestvarken met grote regelmaat door al je papieren gaat en steeds onverwacht binnenloopt. Tini kwam toen met de oplossing; ze vertelde Ton dat ze een feestje organiseerde voor de glazenwasser die 50 werd en dat ze ons had gevraagd daarbij te helpen. Het feest was erg leuk. We namen Ton onder het mom van een bestuursvergadering mee naar Utrecht en daar zat een zaal vol mensen voor het diner. De koffie cantate van Bach werd speciaal voor hem in een alternatieve versie uitgevoerd; De “boeken cantate”, omdat hij zo gek is op antieke boeken. Hein Meens was evangelist en zong verkleed in de regenjas van Ton, met een stapel boeken onder zijn arm. Later zei Ton dat hij nooit meer zo’n verassingsfeestje wilde, maar alleen feestjes die hij zelf had bedacht. Waarschijnlijk had hij die avond liever een goed boek willen lezen met een speciale fles wijn erbij. Ik kan me daar wel iets bij voorstellen!

Caecilia

vrijdag 23 november 2012

De Grote Trom,

Het is gênant voor een musicologe, maar terwijl ik deze titel opschrijf: “de Grote Trom”, vraag ik me opeens af of dit woord wel bestaat. Heb jij dat wel eens, dat je iets wat je al jaren zegt of schrijft opeens raar klinkt?
Ik heb daarom maar even een blik op internet geworpen en ja hoor; het bestaat. Ik lees: Met pauken en bekkens vormt de grote trom vanaf de romantiek een vaak voorkomende slagwerkbezetting in symfonische muziek. Het instrument is waarschijnlijk door de Turken naar Europa gebracht. Mozart heeft de grote trom voor het eerst in het symfonieorkest gebruikt in zijn: “Die Entführung aus dem Serail.

En nu ik dit lees snap ook pas echt goed waarom Ton indertijd niet bedacht was op deze grote trom. Hij speelde altijd Barok muziek en had van Mozart voornamelijk de vroege werken gespeeld. Toen hij de Sinfonia uit “Die Entführung aus dem Serail” programmeerde was hem ook niet direct opgevallen dat er wel erg veel slagwerk was voor onze enige slagwerker Luuk. Hij kwam er pas achter toen we ergens in januari 1993 gingen repeteren in de Silo kerk in Utrecht. Ik was daar aanwezig voor het klaarzetten van de muziek, het maken van de opstelling en het uitdelen van sejours, vliegtickets en schema’s.
In de koffiepauze kwam Ton naar me toe met de mededeling dat Luuk me wat slagwerklessen zou geven, want dat er in het programma de eerste acht minuten een extra slagwerker nodig was, maar dat we geen budget hadden om die extra kracht mee op tournee te nemen dus dat ik het maar moest doen want ik was er toch al.


Nu heb ik nooit echt mijn eigen grenzen bewaakt, want ik wist ook niet waar die lagen dus dan valt er weinig te bewaken. Als Ton vond dat ik de Grote Trom moest spelen dan deed ik dat gewoon. Ik vertrouwde er op dat hij wel wist wat ik kon en wat goed voor me was. Luuk en ik oefenden een paar keer hoe ik de stok moest hanteren, en ik oefende ook met Wilbert samen want die moest een paar minuten de bekkens slaan; dat ging net als hij zijn traverso snel genoeg opzij kon leggen en weer oppakken.

Daarna repeteerde ik nog een keer met het orkest en dat was een gekke gewaarwording! De musici bekeken me nogal vijandig. Ik zag ze denken; “Dat mens denkt toch niet dat ze één van ons is?” Ze deden net of ik er niet bij hoorde, wat natuurlijk ook zo was. Het was wel een bijzondere ervaring om mee te doen en door Ton gedirigeerd te worden. Ik hoefde nauwelijks naar mijn bladmuziek te kijken, als ik op hem lette wist ik precies wat ik moest doen en wanneer. Dat laatste was vooral erg belangrijk, want ik moet zeggen; ik viel erg op met mijn Grote Trom. Elke slag was goed hoorbaar, dus ook elke fout getimede slag. Maar nu ik midden tussen het orkest stond merkte ik tot mijn verrassing ook dat het van binnen uit heel wat minder zuiver en goed getimed klonk dan van buiten af. Vanuit de zaal hoor je het geheel, maar van binnen uit hoorde ik behalve prachtige klanken hier en daar ook individueel gepruts. De musici voelden zich waarschijnlijk behoorlijk betrapt! De fagottist Marc was wel het eerlijkst. Hij vroeg me, op basis waarvan ik dacht de grote trom te kunnen spelen. Ik legde uit dat ik al jaren klavecimbel speelde en dat ik was afgestudeerd in muziekwetenschappen. Dat vond hij wel een beetje een geruststelling. Dat ik het deed omdat Ton dacht dat ik het kon, daar kon ik natuurlijk niet mee aankomen.

De concerten gingen heel behoorlijk en ik mocht een concertjurk kopen op kosten van het ABO&C. We reisden behalve door Nederland ook door een aantal Europese landen zoals Frankrijk en Duitsland. Het lastige voor mij was dat ik erg zenuwachtig werd van het feit dat ik moest optreden. Gelukkig was het maar een klein stukje. Mijn hartslag was ruim voor aanvang al 180 slagen per minuut!

Bovendien moest ik het “artiestendom” combineren met mijn werk als tourmanager. Niks rustig ontspannen en concentreren op mijn artistieke taak! Ik moest zorgen dat iedereen netjes aangekleed, met instrument, op tijd klaar stond om in de juiste volgorde het podium op te gaan. En geloof me; dat gaat echt niet vanzelf! En als ik dan het sein gaf om op te gaan moest ik het knopje omzetten en zelf als laatste in de rij meelopen het podium op. O, de spanning die ik dan voelde! Ik speelde staand, maar gelukkig had ik mijn Grote Trom om me aan vast te houden anders was ik zeker omgevallen. De stokken glibberden bijna uit mijn trillende handen.

Na de tournee besloot ik dat ik niet in de wieg gelegd was als artiest en ik haalde opgelucht adem dat het voorbij was. Ton was echter heel tevreden over mijn prestaties en kwam met de mededeling dat hij er op rekende dat ik in november van dat jaar opnieuw mijn plaats in het orkest zou innemen tijdens de tournee in Japan. En zo geschiedde het! Ik heb nog steeds een Japanse krant in mijn kast liggen met een foto van een halve pagina groot. Daarop zie je het orkest op het podium van “Tokyo Metropolitan Art Space” en ik sta daar tussen alle orkestleden bij mijn Grote Trom. Wilbert hoefde niet meer op de bekkens te slaan; daarvoor werd een Japanse muziekstudente ingehuurd.

En de Japanners vonden het helemaal niet gek dat ik als tourmanager ook in het orkest speelde. De grote meester “Ton Koopman” had zo besloten, dus dan was het de perfecte keuze om “Caecilia San” in het orkest te laten spelen! Achteraf was het de stress toch wel waard, want maar weinig mensen kunnen zeggen dat ze in het Amsterdam Baroque Orchestra hebben gespeeld en hebben opgetreden in Japan.


Dat is toch heel bijzonder aan Ton, dat hij mensen waar hij zich goed mee voelt zo vertrouwt dat hij denkt dat ze ook alles kunnen! En omdat ik hem niet wilde teleurstellen probeerde ik dat ook waar te maken. Behalve gewoon alle verschillende taken op tournee en kantoor te vervullen, vroeg hij me dus ook in het orkest en daar nam hij toch maar een flink risico mee. Hij dacht dat ik echt alles kon en ook alles tegelijk. Zo mocht ik soms zelfs zijn haar en baard knippen! In zijn plaats zou ik dat nooit hebben gevraagd; Hij is een geweldig musicus, maar dat geeft mij geen enkele garantie dat hij mijn haar goed zou kunnen knippen!

Caecilia



zaterdag 17 november 2012


Achter de heg,

Deze week heb ik mijn plan voor Het Speeltheater in Edam ingediend bij de Gemeente Edam-Volendam, en nu maar afwachten wat ze er van vinden! Daarna ben ik direct doorgestoomd met de voorbereidingen voor de productie van Draak in Huis van Het Houten Huis en nog tal van andere werkzaamheden.

Ik begin meestal met werken tussen acht en half negen, zodat ik midden op de dag ruimte heb om even lekker naar buiten te gaan of liggend op de bank naar muziek te luisteren. Vandaag was het buiten koud en somber, maar toch besloot ik wat frisse lucht op te snuiven. Om warm te blijven heb ik de tuin onder handen genomen. Ziehier het resultaat!



Na het knippen van deze groene klimmer richtte ik mijn aandacht op de ligusterhaag of in de volksmond ook wel ‘’heg” genoemd. En terwijl ik zo bezig was kwamen er allerlei herinneringen boven aan mijn jonge jaren in Purmerend. Wij woonden in een hoekhuis en de tuin werd voor en opzij helemaal omringd door een heg. Dat was nog eens wat anders dan die drie meter van mij hier in Hilversum. Ik heb diep respect voor mijn moeder die hem twee maal per jaar knipte met een heggenschaar! Ik zie de heg weer voor me, ruik de groene geur ervan, de droge geur van de pas gebouwde woningen en straten, en ik hoor de mussen weer kwetteren.

Die heg was mijn steun en vangnet toen ik leerde fietsen en rolschaatsen. Maar hij herinnert me vooral aan muziek, en aan de emoties die deze opriep. Tussen de zijmuur van het huis en de heg had ik een verstopplek waar ik heen vluchtte als ik alleen wilde zijn of me verdrietig voelde. Dat was vooral in het weekend; dan overvielen mij emoties die ik niet kon plaatsen en als ik dan het huis uit vluchtte ging het beter. Veel later drong pas tot me door dat het door de muziek kwam die mijn vader dan draaide. Bij het horen van Joe Cocker, Cuby & de Blizzards, Janis Joplin en B.B. King rende ik meestal na korte tijd de deur uit omdat het me zo raakte. Die emoties waren voor mij als zeven jarige een beetje te veel……..

Maar het was niet alleen de popmuziek die thuis de atmosfeer bepaalde. Ook klassieke muziek speelde een belangrijke rol in ons leven, en dan eigenlijk alleen barokmuziek en dan vooral J.S. Bach. Ook daarbij liepen bij mij de emoties hoog op, maar zijn muziek joeg me niet de deur uit. De klanken van Bach boden ook troost en vreugde. Een van mijn vroegste herinneringen is die van mijn vader die thuis in Amsterdam, naast de kachel, delen uit de Mattheus stond te zingen. Dit prachtige werk geeft zo goed de emotie van het lijdensverhaal volgens de apostel Mattheus weer, dat ik als klein kind van twee jaar het leed, de worsteling en de overgave al begreep, nog voor ik de Nederlandse taal beheerste, laat staan de Duitse taal. Ja; dat is de kracht van Bach! En is het niet wonderbaarlijk dat onze oren emoties kunnen begrijpen op basis van geluid en los van de taal?

Afgelopen weekend heb ik in het Filmhuis Bussum de Film over Ton Koopman gezien; “Ik wil 100 worden”. Ton was er zelf ook en werd na afloop geïnterviewd. Hij zij dat de kracht van Bach is dat bij geen andere componist gevoel en verstand zo goed in evenwicht zijn. En daarmee is eigenlijk alles gezegd.

Caecilia

zaterdag 10 november 2012


Kleedkamer blues

De eerste klinkende tonen van een concert geven mij nog steeds een bijzonder gevoel. Zo van; “Het is me gelukt! Ik heb ze hier gekregen, op tijd voor het concert en nu is het tijd voor mij. Benen omhoog, weg die professionele glimlach ”. Alleen of met z’n tweeën hielden we altijd “kantoor” in de kleedkamer van Ton. En als het concert in een kerk plaats vond zaten we in de sacristie of in de rondgang o.i.d. Meestal zaten we dan tussen de flightcases, zangers en orkestleden die zich stonden om te kleden. We paste er op de handtassen en andere waardevolle spullen en deden nog het laatste werk voor de dag van morgen, zoals op de vliegtickets nog een keer controleren of de namen correct gespeld waren en het hotel bellen over de aankomsttijd, en in de jongste tijd beantwoordden we ook nog onze e-mail van die dag over alle lopende zaken of werkte ik aan de begroting voor het komende jaar. 

Het was niet altijd “relaxen” tijdens het concert. Regelmatig was de programmering zo dat we tijdens het concert meerdere keren de opstelling moesten aanpassen, dus stoelen en lessenaars weg of erbij. Of nog erger; een klavecimbel of orgel verplaatsen. Ik weet nog dat ik een keer in Londen vijf minuten in mijn eentje bezig was op het podium en dat ik toen applaus kreeg. Daarna heb ik met Ton gesproken en voorgesteld om kritisch te zijn met het wijzigen van de opstelling en dat zoveel mogelijk in de pauze van het concert te plannen door de volgorde van de stukken aan te passen of een andere programmering te kiezen. Het kostte me nogal wat moeite om hem uit te leggen dat mijn heen en weer geloop veel meer stoorde dan drie lege stoelen op de achterste rij tijdens het middendeel van het programma. In Japan kreeg ik vier mannen om me te helpen het snel te doen. Een typisch Japanse oplossing waardoor ze toen - in 1993 - ook nog geen werkeloosheid kenden! Overigens hadden ze een soort systeem dat ik niet snapte en dat gingen ze van te voren helemaal doorspreken en met mij oefenen!

Maar wat me vooral is bijgebleven van die eerste tonen bij de aanvang van het concert, is dat moment van ontspanning en even helemaal jezelf zijn. Ik zie ons nog op de grond liggen met onze benen omhoog tegen de muur. Op tournee werden onze voeten namelijk altijd een stuk groter door het vele staan, lopen en het vele reizen per vliegtuig. Door met de benen omhoog te liggen zakte de spanning in onze voeten weer een beetje. ’s Avonds je schoenen uitdoen was erg riskant want je kreeg ze dan soms niet meer aan. We deden dat voor de zekerheid nooit tegelijk, zodat altijd één van ons netjes gekleed de kleedkamer uit kon rennen om in actie te komen. En ik weet ook nog dat ik in Parijs op de bank lag terwijl Guido liedjes van de Beatles zong en zichzelf daarbij op de piano begeleide. Maar meestal luisterde we naar het concert via de intercom.

Ik ging meestal met Guido of met Hannes op tournee. Het was echt fijn om zo samen te werken en ik heb het erg getroffen met collega’s die zo betrouwbaar waren. Ik denk daar nog vaak aan terug. Ooit had ik ook nog een stagiaire genaamd Ralf. Ralf was erg zorgzaam en wist het klaar te spelen om een soort maaltijd klaar te zetten in de kleedkamer als het concert begon. We hadden dan niet alleen broodjes, maar ook salades, warme soep of een dessert. En dit klinkt misschien helemaal niet zo bijzonder maar dat was het wel, want je weet op tournee nooit wanneer je de weer kans krijgt om te eten, met als gevolg dat we altijd met het gevoel rondliepen dat we onderweg zouden verhongeren wegens tijdgebrek of omdat er gewoon niets te eten te vinden was. Ralf was echt in veel opzichten geweldig, en toen hij na zijn stage besloot om niet door te gaan in “dit vak” begreep ik dat niet, maar inmiddels wel!

In het begin van mijn tijd bij het Amsterdam Baroque ging ik altijd alleen met koor en orkest op tournee; of het nu een groep van 10 of van 60 musici was. Ik herinner me nog goed dat ik in Utrecht in de Maria Minor kerk op de WC zat te huilen van inspanning en uitputting. Ik had ook al een paar dagen achter elkaar het Garnier orgel (150 kg) met Eduard uit de vrachtwagen moeten tillen en op z’n plek in de kerk zetten. Ik kwam daarna de kleedkamer inlopen en Ton mopperde over alles wat ik voor de komende maanden (de volgende tournees) nog niet had geregeld. Ik herinner me dat Maggie toen voor me in de bres sprong. Ze vertelde Ton dat hij helemaal gelijk had over dat werk wat ik nog niet had gedaan, maar dat bij alle andere orkesten waar zij mee werkte, er wel twee of drie personen waren die samen het werk deden dat ik alleen moest doen. In mijn eentje op tournee kreeg ik helemaal niet de kans om tussendoor ook nog al mijn kantoorwerk te doen. Het zou volgens haar goed zijn als ik met groepen groter dan 25 personen een collega zou meekrijgen om te helpen.

Omdat dit extra geld kostte (salaris, maar ook alle reis en verblijfkosten van die extra persoon) was dit wel even een bespreekpuntje voor het bestuur en kon het niet acuut ingevuld worden, maar pas het volgend jaar als de extra kosten ook begroot konden worden. Ik ben Maggie eeuwig dankbaar dat ze voor mij opkwam toen ik dat niet zelf deed. Niet alleen omdat de werkdruk weer menselijk werd, maar ook omdat het zo goed voelde om een maatje bij me te hebben in zware tijden. Die kameraadschap voelde als een openhaardvuur in die kleedkamer, dus daar denk ik nog vaak aan terug!

Caecilia

zaterdag 3 november 2012


Te gast in Athene

Ik ben in heel veel steden geweest en heb daar bijna niets van gezien omdat we meestal maar één dag hadden en ik met de musici en het concert bezig was. Maar dat vond ik juist zo bijzonder. Ik kwam niet als toerist maar om te werken met en voor mensen in een specifiek land. Elk land en elke cultuur is weer anders. Ik vond het altijd een uitdaging om zo snel mogelijk de bestaande cultuur te begrijpen, me aan te passen en de dingen zo naar mijn hand te zetten dat ik toch alles geregeld kreeg voor de musici en het concert.

In Zweden werden we heel gastvrij ontvangen; we kregen heerlijke broodjes en drinken voor de repetities en het concert, en alles wat we nodig hadden of wilden veranderen werd gerealiseerd. We genoten ook van hun geweldig comfortabele bedden. Dat was ook het geval in Engeland en speciaal in Birmingham  waar de directeur zelf jaren had gereisd met een orkest en wel begreep wat er nodig was om de boel draaiende te houden. In de USA zijn ze heel gastvrij en behulpzaam, maar alles is aan regels gebonden en dat gaat zo ver dat men mij een keer verbood om de pianokruk op het podium te brengen, nadat ze het zelf niet mochten doen volgens de regels. De repetitie mag daar ook niet uitlopen. Dan doen ze gewoon het licht uit en gaan naar huis!

In Italië en dan vooral de zuidelijke helft is er een macho cultuur en nemen ze moeilijk bevelen aan van een vrouw, tenzij het hun moeder is. Italiaanse mannen zijn zelf net vrouwen. Als je ze iets vraagt gaan ze ontzetten praten en discussiëren i.p.v. gewoon aan de slag te gaan. Als ik dan toch maar zelf het orgel met Guido optilde en neerzette werden ze boos, want daarmee had ik heel hun belangrijk doenerij ondermijnd.

Het was voor mij als tourmanager vooral belangrijk om de eetgewoonten in een land goed te kennen want dat beïnvloedt de werktijden. Fransen aten bijvoorbeeld net als wij repeteerden. Meestal ging dan het voltallige theaterpersoneel weg zodat het niet mogelijk was om iets te veranderen aan het licht, de airco of de verwarming en de podiumopstelling. Het was een te groot risico om dat na afloop van de repetitie te laten doen, want dan kon het niet meer gecontroleerd worden door de musici. In Frankrijk heb ik dus aardig lopen zweten en sjouwen met spullen en heb ik met angst en beven allerlei panelen met knoppen bediend in de hoop dat het effect zou sorteren. Er is geen land op de wereld waar ik zo slecht ben ontvangen als in Frankrijk. Ik zou er ook nooit naar toe verhuizen.

Griekenland deed me erg aan Israël denken; Temperamentvol, ingewikkeld en erg gastvrij. In beide landen kwam er ook een stevige dame als vertegenwoordigster van de organisatie en roerde overal en bij alles haar mondje voor ons, wat erg handig is als je de taal niet machtig bent! De Griekse dame stond ons al op het vliegveld op te wachten. En dat was maar gelukkig want we hadden direct problemen met de contrabas, orgels en de pauken bij de douane.  Er was iets met een carnet wat ze niet begrepen en als ze het niet juist zouden invullen dan zou ik het volgende land niet meer inkomen met de spullen. De dame loste het op door de betreffende douane beambten flink op hum nummer te zetten en hen vervolgens geld toe te stoppen met een knipoog naar mij.




En dan rijden we met z’n allen in een bus gepropt door Athene in de zinderende zon. Maar niemand klaagt want we zullen optreden in het Odeion van Herodes Atticus , gelegen aan de voet van de Akropolis. Het is nu een openlucht theater, maar het had een houten dak bij de bouw rond 200 na christus. De repetitie kan daarom pas vanaf half 5 plaats vinden want dan is er schaduw op het podium. Guido gaat er alvast heen om de situatie te bekijken en voor te bereiden, en ik kom later met de musici op de bus.

Het is een sfeervolle plek om op te treden, en de akoestiek is prima al is het in de openlucht. Er zijn geen kleedkamers overgebleven; er is met een soort schermen en tenten plek gemaakt als kleedkamers. Er is een bewaker maar Guido en ik blijven tijdens het concert toch maar om de beurt als een waakhond op de berg met handtassen en andere waardevolle spullen zitten. Zo hebben we ook allebei gelegenheid om even bij het concert aanwezig te zijn. Het is bijzonder om met al die mensen buiten te zitten op deze warme zomeravond terwijl J.S. Bach en G. F. Haendel  weerklinken.

De volgende dag hebben we geen concert en we vliegen pas ’s avonds dus het is tijd om nog wat kantoorwerk te doen en uit te rusten. Guido neemt me mee in een taxi naar het strand om te gaan zwemmen want het is hartje zomer en veel te heet om de stad in te gaan. Als er iets is dat we samen hebben gedaan -behalve werken- dan is het wel zwemmen! Niets is zo ontspannend en verfrissend als zwemmen tijdens een tournee. Die taxirit blijkt een avontuur op zich. Het is een heel oude auto en hij rammelt, schudt en maakt zo veel lawaai dat we bang zijn er doorheen te zakken. De taxichauffeur rijdt volgens ons om, maar dat kunnen we niet bewijzen, laat staan bespreken want hij spreekt alleen Grieks en wij niet. Met zweet op ons voorhoofd, niet alleen door de hitte, komen we opgelucht aan bij het strand van Kalamaki. Het is heerlijk om even in het water te liggen en we hopen maar dat het water niet te erg vervuild is. De Atheners zwemmen er zelf en ze zien er goed uit dus we gaan er maar van uit dat we goed zitten.  Het is in ieder geval heel ontspannend!

Maar hoe de stad Athene er uit ziet weet ik dus nog steeds niet, op de Akropolis met het Odeion na.

Caecilia

zaterdag 27 oktober 2012


De geur van Schiphol
  
Ruim twee jaar geleden stond ik op een ochtend op Schiphol. Ik werkte nog maar net voor het Speeltheater Holland en Saskia had me gevraagd om een Amerikaanse gast op te halen. Ik heb als tourmanager van het Amsterdam Baroque Orchestra veel op Schiphol gestaan om de musici op te halen. Zoals de meesten van jullie weten heb ik zelf ook veel gereisd en veel luchthavens gezien van binnen en van buiten. Ik ben altijd een relaxte reiziger geweest maar ben blij dat ik nu niet meer zoveel reis.


 Als tourmanager heb ik hier natuurlijk ook heel  wat stressvolle momenten meegemaakt. Musici die bijvoorbeeld hun paspoort waren vergeten of hun koffer nog in het hotel hadden staan en dat ontdekten bij het inchecken, of uitvallende vluchten terwijl we op tijd moesten aankomen voor het concert van die dag. Orgels en pauken of contrabassen die opeens toch niet in de bagageruimte van het vliegtuig pasten of om een andere reden niet mee mochten. Fouten in tickets, overboekte vliegtuigen en zieke- of te laat komende musici en ga zo maar door. Toen ik daar op de Speeltheatergast stond te wachten en die kerosine dampen rook, kwam dat weer allemaal bij me boven.



Ik ging meestal twee en een half uur voor vertrek met alle tickets naar de incheckbalie waar ik dan vroeg om alvast te gaan inchecken en de boardingcards te maken. Ik deed dat voornamelijk omdat de grote instrumenten vroeg moesten worden ingecheckt. Ze gingen mee als bagage i.p.v. als vracht. Weken ervoor vroeg ik altijd toestemming om de instrumenten mee te nemen en dan werd door de maatschappij gecontroleerd of ze in het ruim pasten. Ook was het van belang om op de dag van vertrek die grote dingen al vroeg te laten ophalen en als eerste te laten inladen voordat alle koffers in het ruim gingen, want anders pasten ze er vaak niet meer bij. Ik heb wel eens meegemaakt dat ze me tijdens het opstijgen kwamen melden dat ze de orgels en pauken maar niet hadden meegenomen want ze pasten er niet meer in, maar dat ze volgende dag zouden worden nagestuurd. Dat was een enorm probleem want we hadden die zelfde avond een concert in Madrid.
Sindsdien heb ik altijd bij de gate een bevestiging van het personeel gevraagd of de instrumenten al waren ingeladen en zo niet dan weigerde ik in te stappen tot het in orde was. Dit werkte goed, al gaf het boze gezichten. Ze mogen namelijk niet zomaar zonder iemand vertrekken als die is ingecheckt en zijn koffer aan boord is!


Ik heb zelfs meegemaakt dat tijdens het inladen van een chartervlucht naar Warschau via Montpellier bleek dat de instrumenten echt niet door de deur konden en ik persoonlijk besloot niet mee te vliegen, met de kisten terug te gaan en een andere oplossing te zoeken. Op de een of andere manier kon dat eigenlijk helemaal niet, het had met de douane te maken. Ik verbleef een uur in een soort niemandsland tussen de startbanen en de gebouwen waar ik niet meer naar binnen kon met mijn kisten. Ik kreeg ook niet echt veel hulp. Uiteindelijk ben ik wel binnen geraakt en heb ik 4 kisten van ieder 100 kg alleen van een loopband moeten tillen. Daarna weer allemaal door de douane naar buiten aan de voorkant van het gebouw, waar Puck inmiddels buiten op me stond te wachten met een vrachtwagen. De spullen gingen nu per auto naar Warschau, en Guido ging vanuit Nederland proberen alternatieve instrumenten in Montpellier te regelen, terwijl Hannes met de groep nog in de lucht zat en zich afvroeg hoe het zou aflopen. Ik stapte op een latere vlucht naar Montpellier voor het concert van die avond.

Ik was in die tijd behoorlijk uitgeput, leefde als een soort machine en deed wat ik moest doen ongeacht of dat goed voor me was. Nu denk ik: wie tilt er nu even 400 kg alleen van een lopende band”. En dat terwijl ik ook nog ziek was, op dat moment koorts had en antibiotica slikte. Mijn vader had me ooit geleerd dat als je een klavecimbel tilt of verantwoordelijk bent voor een ander instrument, je er desnoods onder moet gaan liggen als het valt. Hij zei altijd: jij groeit wel weer aan maar het klavecimbel niet! Als kind wist ik niet zeker of het nu een grapje was of serieus en ging ik er voor de zekerheid maar vanuit dat dit de juiste procedure was en het instrument belangrijker dan ikzelf.

Ik zie opeens ook weer voor me hoe ik een andere keer alleen vanuit Italië naar Portugal vloog met drie van die grote kisten, via Zwitserland en Parijs, omdat de directe vlucht waarop de groep vloog, de kisten niet wilde meenemen. Het werd een heel lange dag en er hing zoveel van af; ik mocht niet zonder de instrumenten aankomen en moest op tijd voor het concert zijn! Ik herinner me nog goed dat ik moest huilen toen ik uit het vliegtuig stapte in Portugal en het Portugees door de microfoon hoorde schallen. Het was van blijdschap dat ik het had gered (het was 19.30 uur en ik was al de hele dag onderweg). Maar het Portugees raakte bij mij ook een gevoelige snaar; Mijn opa was dat jaar overleden en hij studeerde Portugees ook al wist hij dat hij kanker had en stervende was. Ik was in die tijd alleen maar bezig met werken en overleven en had mezelf geen tijd gegund het verlies van mijn dierbare opa te verwerken.

Nu ik dit schrijf komen nog tientallen andere nijpende gevallen bij me boven. Ik herinner me een terugreis uit New York waar ik de contrabas van Nick en de prachtige cello van Jonathan moest achterlaten omdat er iets met het carnet niet in orde leek te zijn. De Amerikanen hadden geen gelijk maar dat wilde ze niet toegeven; machtsvertoon. Met angst en beven liet ik die instrumenten achter in een opslag en reisde ten einde raad naar huis om van daaruit bezwaar aan te tekenen. Uiteindelijk kwamen ze een paar dagen later met een speciale spoed delivery naar Nederland en met excuses. Maar tot dat moment droomde ik van die instrumenten en dat ze nooit meer dat vreemde kamertje op dat vliegveld zouden verlaten. Als ik al sliep! Dit voorval speelde op 9 april 2000 en de e-mail, het opslag bewijs en de bagagekaartjes heb ik altijd bewaard als aandenken van mijn uiteindelijke overwinning (zie foto).



 Ik weet niet hoe deze beschrijvingen op de lezer overkomen, maar daar op Schiphol wachtend voelde ik alsnog alle gevoelens die ik ooit onderdrukte: angst, boosheid, eenzaamheid en machteloosheid. Ik ruik weer hoe het daar rook en voel weer hoe ik me voelde terwijl ik uiterlijk rustig bleef en iedereen geruststelde en beleefd bleef om mijn kansen te vergroten om alles voor elkaar te krijgen. Achteraf zie ik wel in dat ik eigenlijk een geweldige acteur ben!
Ik moet zeggen dat dit werk mij ook veel voldoening gaf. Iedereen zag mij als expert in het reizen met orkesten en instrumenten, men vroeg mij regelmatig om raad en Ton en het orkest wisten dat ik altijd elk probleem zou oplossen! Daar gingen ze tenminste van uit, dus ik deed vreselijk mijn best om dat waar te maken.

Maar op die ochtend ruim twee jaar geleden stond ik dus gewoon iemand op te wachten; een opdracht van niets toch? Er was ook geen vertraging en hij had geen speciale bagage. Bovendien bleek het ook nog een sympathieke man te zijn. Het half uurtje wachten in de aankomsthal bleek nu zwaarder dan al die honderden uren met problemen van weleer. Het zweet brak me uit, Ik was duizelig, hyperventileerde en wist niet hoe gauw ik met mijn gast Schiphol uit moest komen. Pffffffff….. Het is mijn wel duidelijk dat ik niet even mijn gevoelens kan wegmoffelen. Ze liggen desnoods jaren opgeslagen en komen onverwachts en ongewenst weer te voorschijn; in dit geval werden ze opgeroepen door de geur van Schiphol!

Caecilia

zaterdag 20 oktober 2012

Afscheid

Deze week heb ik afscheid genomen van Speeltheater Holland: van Saskia en Onny. Alle kans dat ik nog wel eens wat voor ze zal doen, maar mijn opdracht als assistent zakelijk leider zit er op. Toen ik in augustus 2010 begon, was door hen al besloten om met de productionele activiteiten te stoppen en een andere weg in te slaan met zijn tweetjes.

Ik zat drie maal in de week op kantoor in Edam, heb er een geweldige tijd gehad en voelde me er erg op mijn plek. Het was inspirerend om te werken voor Saskia en Onny en ik had er ook heel fijne collega’s aan Corinne, Ellen, Marleen, Erik, Peter, Rick en Marieke. En niet te vergeten alle spelers, decorbouwers, technici en kleding en poppenmaaksters die op projectbasis voorbij kwamen. Het was een jaar van afscheid nemen voor ons allemaal, van elkaar en van Speeltheater Holland met alle mooie producties en goede herinneringen. Zo knap ook van Saskia en Onny om op een hoogtepunt te stoppen, het stokje over te dragen aan de jongere generatie en dan zelf weer een nieuwe weg in te slaan.

Ik heb meegewerkt aan Steen-Papier- Schaar, Adios, Benjamin, Pero en niet te vergeten Mysteries op Marken. Het organiseren van het afscheidsproject Mysteries op Marken was echt het allerleukste werk dat ik ooit heb gedaan (al komt met Ton Koopman mee op tournee naar Japan wel in de buurt).

Op Marken maakte het publiek (jong en oud) een wandeling over het eiland, langs de werven over de dijk en via de vuurtoren weer terug. Onderweg zagen ze vijf voorstellingen van een kwartier, en het laatste stukje voeren ze per trekschuit getrokken door paard ED, al luisterend naar een “soundscape” gecomponeerd door Martin. Na afloop in de grote tent in het land van boer Terlouw kreeg het publiek te eten van Matthew (Plumcatering). Ze aten gezonde en heerlijk klaargemaakte soep, groenten en biologische zelfgemaakte worst. En tijdens het eten kon het publiek favoriete liedjes uit oude voorstellingen horen; live gezongen en gespeeld. En dan, ook tijdens het eten, kwam daar ook nog de Marker fanfare uit het weiland gemarcheerd in klederdracht met tambour-maître Trijn fier voorop.


Twee jaar voor aanvang zat ik al met Onny om de tafel om al zijn creatieve ideeën te bespreken en kort voor kerst 2010 zaten we bij de Gemeente Waterland om de grote lijnen van ons evenement te bespreken als voorbereiding op alle vergunningen die ik moest aanvragen. Ik zie het nog voor me; ons plan ging over voorstellingen buiten en we dachten aan publiek dat zou verbranden door de zon op het water, terwijl buiten de eerste sneeuwstorm van het jaar over het land raasde. In april 2011 liepen we voor het eerst met Frits over het eiland om alle technische consequenties te bespreken. 


Deze zomer zat ik er drie maanden lang in mijn communicatie kantoor in het IJsclub gebouw aan het Zereiderpad, midden in de weilanden met uitzicht op de werven en de dijk. Op mooie dagen zag ik zo de schepen voorbij varen; alleen hun masten en bovenste deel van de zeilen zichtbaar! Ondertussen sprak ik per portofoon met de spelers en technici en loste ik allerhande problemen op. Of ik sprong op mijn fiets om een tas vol regenjassen te brengen bij een schoolklas aan de dijk. Elke speeldag begon met het ophalen van twee kisten appels bij Deen waarna ik die naar Boerin Terlouw bracht die ze onderweg aan het publiek zou uitdelen.


Ik heb toen mijn hart verpand aan dit eiland waar het altijd waait, de natuur nog zo dicht bij is en waar de zon zo mooi ondergaat! Nergens wordt je ook zo nat van regen als op Marken; alles is er gewoon intenser. Heel bijzonder waren ook de contacten met de bewoners, van wie de meesten zich betrokken voelden, meedachten en hielpen, en we deelden lief en leed. We werden op verjaardagen uitgenodigd en dansten met hen op de afscheidsavond.


En nu dat alles achter de rug is, is er nog het pand van Speeltheater Holland; bijna alles is nu opgeruimd en het pand is leeg. Toen ik eind augustus op vakantie was realiseerde ik me pas goed hoe erg ik het vind dat dit mooie kleine theater nu leeg is, dat er misschien een kaasfabriek of een meubelzaak in komt en er nooit meer voorstellingen zullen zijn. En daarom heb ik nu de stoute schoenen aan getrokken en werk ik aan een plan om het theater voor de cultuur en cultuureducatie te behouden. Ik hoop maar dat het lukt…….

Al met al ben ik heel dankbaar dat ik deel mocht zijn van het Speeltheater Holland team en al hun belevenissen!

Caecilia

vrijdag 12 oktober 2012


Het Tassenspel,

Op mijn kalender staat vandaag; ”Alles komt in orde maar anders dan je verwacht”. Wat een troostrijke gedacht is dat! Zo ging het ook vaak op tournee. Je bereid alles goed voor maar het gaat altijd weer anders dan je verwacht en dan komt het dus op vertrouwen en creativiteit aan! Ik moet dan ook gelijk weer denken aan de dag dat ik het tassenspel bedacht om voor wat afleiding te zorgen.

We waren al bijna twee weken op tournee met de Messiah van Haendel. Die ochtend vertrokken we vanuit Rimini op weg naar Merano voor het laatste concert. Het was een vermoeiende maar succesvolle tournee geweest en we waren inmiddels al een paar dagen op het punt aangeland waar de musici door het vele reizen -vermoeid en enigszins gedesoriënteerd- paspoorten, jassen en tassen kwijtraakten en hotelsleutels vergaten af te geven, zich versliepen en huilden om het gemis van de kat of de kinderen.

We vertrekken om 7.00 uit het hotel om per bus naar het treinstation te gaan. De trein  vertrek om 7.50 en met twee keer overstappen ben je dan om 14.45 in Merano. Dit klinkt simpel maar het is een reis van 8 uur en als je dan bij aankomst moet repeteren, snel iets eten en dan ’s avonds een concert geven waar je technisch en muzikaal op topniveau moet presteren dan snap je dat er wordt gemopperd! Waarom gaan we niet vliegen wordt er gevraagd. Volkomen blasé door het reizen denken sommige musici dat je overal vandaan kunt vliegen op elk gewenst tijdstip! De tenor roept dat de bus veel comfortabeler is. Het probleem is echter gewoon dat je al twee weken met 60 mensen reist, dat meningen verschillen en dat je het niet iedereen naar de zin kunt maken.  En zo’n 1000 km kun je nu eenmaal niet overbruggen zonder moe te worden en tijd te gebruiken! Treinreizen worden door de musici over het algemeen als het comfortabelst beoordeeld omdat ze heen en weer kunnen lopen, men wordt minder snel wagenziek en voelt zich vrijer dan in een bus. Vliegen gaat snel maar de transfers en het in- en uitchecken kost altijd veel tijd en de droge aircolucht is funest voor de stemmen van de zangers.

De Italiaanse spoorwegen heeft ons helaas dubbel geboekt met een andere groep en we eindigen met z’n allen op de koffers in het gangpad. Maar verzekert de conducteur ons; vanaf Bologna hebben we stoelen! Kort voor het station van Bologna remt de trein en stopt. Na een uur wachten, rijden we het station binnen en moeten we allemaal de trein verlaten. Er is onderweg een passagier onder verdachte omstandigheden overleden en de trein gaat niet verder. Dit is echte stress voor een tourmanager! Hoe krijgen we iedereen in Merano? De volgende trein blijkt over een uur te vertrekken maar er is al niet meer genoeg plaats voor ons en nog later doorreizen is i.v.m. het concert geen optie. Ik overleg met mijn collega tourmager Guido en hij belt onze Italiaanse agent Franco. Hij vertelt hem dat we direct twee bussen nodig hebben die ons naar Merano brengen! Gelukkig vindt hij twee bussen en een half uur later rijden ze voor op het station. De musici hebben inmiddels koffie gedronken en stappen in. De tenor solist is blij dat we alsnog met de bus gaan! Nu moet het verder voorspoedig gaan.

Helaas komen we al direct buiten Bologna in een onafzienbare file! Eerst denk je dan dat het net als in Nederland met een uurtje wel weer zal gaan. Maar dat blijkt die dag niet te kloppen. We staan echt urenlang in een onafzienbare file. Je kunt je vast wel iets van onze gevoelens voorstellen? Eerst komt ergernis, dan hoop en daarna honger en “ik moet plassen”. Daarna volgt agressie en sommige musici besluiten ter plekke een ander beroep te kiezen. De volgende stadia laat ik aan je fantasie over. Om een uur of twee hebben we goed honger en Guido belt met Franco om te onderzoeken of er iets te eten langs gebracht kan worden maar dat lukt helaas niet.

Omdat we al zo lang stilstaan gaan we de bus uit en lopen wat rond of maken een praatje met andere wachtenden. Nick Pap doet Tai Chi en Alfredo maakt grapjes. In moeilijke tijden maakt zijn aanwezigheid het verschil! De motoren staan uit en we kunnen dus genieten van de frisse Italiaanse plattelandslucht.  Het is een prachtige omgeving; het landschap is glooiend en grasland wordt afgewisseld met kleine bospercelen en de boerderijen liggen er idyllisch verspreidt. Het is lente en hier in Italië zijn de bomen al allemaal uitgelopen en er bloeien veldbloemen langs de weg en in de velden. René verbuigt het prikkeldraad aan de kant van de weg en helpt heel galant de dames en sommige heren die moeten plassen er overheen. De buschauffeur is boos en wil niet dat we zover weg gaan, maar het toilet in de bus werkt niet dus we hebben geen keus.  De tijd verstrijkt en tot mijn verbazing rijden steeds meer heetgebakerde Italiaanse mannen in hoog tempo achteruit over de vluchtstrook terug naar Bologna.

In de bus zit Ton en hij leest; na concerten geven is dat zijn dierbaarste hobby, of moet ik zeggen verslaving? Joachim rijdt met de bus met instrumenten maar heeft ook altijd een extra koffer met Ton’s boeken bij zich. Als Ton dan de paar in zijn handbagage uit heeft gaat hij die bij Joachim ruilen. Vandaag is dus een goeie dag voor hem zolang het concert maar niet in gevaar komt.

Met rondlopen, praten, lezen en slapen  vullen we de tijd, en dan komt er beweging in de stoet. We gaan weer in de goeie richting al zijn we er nog lang niet! De verveling slaat toe en ik maak hier en daar een praatje. Zoekend naar een onderwerp kijk ik in mijn handtas en laat aan Catherine zien wat er inzit. Ik vertel iets over een foto van de kinderen en laat mijn gelukspoppetje zien en wat mijn zakmes allemaal kan. Mijn donorkaart met de beenmerg typering erop brengt ons op mijn collega Hans die Leukemie kreeg en lang heel erg ziek was, maar uiteindelijk weer helemaal gezond werd. We denken met z’n allen terug aan het benefiet concert dat we voor Europdonor gaven om hem en andere patiënten te helpen. Ik vertel eerlijk wat het met me heeft gedaan om een dierbare collega te verliezen, want in diezelfde tijd stierf onze collega Polly plotseling aan een hersentumor, en hoe het was om vervolgens de kans te krijgen te vechten voor het leven van Hans.



En zo ontstaat het tassenspel. Mijn tas is behoorlijk opgeruimd en ik weet wat er in zit. Als ik de andere uitdaag ook de inhoud van hun tas te delen blijkt dit een bron van vreugde en verbazing. Mensen hebben blijkbaar een gigantische rommel in hun tas en ook veel dingen die ze zijn vergeten. Jane spant de kroon. We besluiten dat je echt alles wat er in je tas zit moet laten zien en dat je ook een persoonlijke toelichting moet geven over wat je voelt bij het betreffende voorwerp. Je mag alleen toehoren als je ook de inhoud van je eigen tas deelt met de anderen! We brengen zo een aantal uren met elkaar door en komen nog nader tot elkaar. Zelfs jeugdtrauma’s, verslavingen en het verlies van dierbaren komen ter sprake. Er werd gelachen en gehuild en we hadden en bijzondere middag.



Het concert zou op 19.30 beginnen, maar dat haalden we niet. Het publiek kreeg een extra kop koffie en wij kwamen aan in Merano om  19.45. De musici kregen een half uur om zichzelf bij elkaar te rapen,  een broodje te eten, wagenziekte te overwinnen en concertkleding aan te trekken. Nu kwam het er op aan iedereen moed in te spreken, de juiste dingen te zeggen en te beloven dat na het concert de bar in het hotel zou openblijven. De Messiah is een lang werk en ze zouden allemaal nog flink moeten vlammen!

Guido en ik joegen iedereen op achter de coulisses, ik lachte bemoedigend maar was ook streng en we lieten hen netjes in de juiste volgorde klaarstaan om het podium op te gaan. Ieder aan een kant van het podium gaven we het sein en daar gingen ze; eerst het orkest en na het stemmen onder luid applaus het koor en dan de solisten en de dirigent.



Na het applaus volgt de stilte en dan zetten ze in. Het klinkt prachtig; mooier dan ooit! De muzikaliteit en de energie spettert er vanaf. Guido en ik kijken elkaar aan; Hoe is het mogelijk na zo’n uitputtende dag? Het zijn dan ook fantastische musici en er is geen beter dirigent………Of komt het door het tassenspel?