vrijdag 25 januari 2013


Vreemde Valuta

Afgelopen week hebben we eindelijk weer eens bij Tini en Ton gegeten en heerlijk bijgepraat. Er kwamen natuurlijk allerlei herinneringen boven drijven zodat we uiteindelijk om half een ’s nachts van de eettafel opstonden. Zo kwamen we ook op het feit dat ik vaak met grote hoeveelheden geld en cheques had rondgelopen. Tegenwoordig worden buitenlandse concerten vrijwel altijd per banktransfer betaald, maar vroeger ging dat heel anders!

Op mij allereerste tournee in Frankrijk had ik de nadrukkelijke opdracht gekregen om niet thuis te komen voordat ik een cheque had ontvangen van de organisator van het Baroque Festival waar we optraden ergens in de buurt van de Alpen. Er was beloofd om mij die cheque te geven en ervaring had ons geleerd dat als ik die cheque die dag niet zou bemachtigen, de betaling nog jaren op zich zou laten wachten. De hele dag had de beste man smoesjes en mijn Frans was niet zo goed dus ik voelde me verschrikkelijk onhandig. Na het concert zei hij dat hij de cheque op zijn bureau had laten liggen. Ik heb hem toen gedwongen om naar zijn kantoor 10 km verderop te rijden en wij volgden met de bus met mopperende musici. Hij blies hoog van de toren en maakte me belachelijk maar gaf me uiteindelijk een cheque. Die cheque lag helemaal niet klaar: hij moest hem nog uitschrijven. Het was een hele vertoning, en pas nu realiseer ik me dat hij voor gek stond en niet ik.

Het was de tijd van de betaling per cheque, soms werden we ook contant betaald, maar eigenlijk nooit per bank. Alleen de Nederlandse concerten werden per bank betaald. Tijdens de tour liep ik dus met heel wat rond. Als het veel werd dan verdeelden Ton en ik de buit om het risico te spreiden. We hadden inmiddels wel van collega’s gehoord die waren overvallen, en zo de tourinkomsten kwijt waren en een trauma rijker. Na afloop van de tour fietste ik naar de bank en overhandigden daar het geld en de cheques, waarop ik allerlei formulieren moest invullen. Met een beetje geluk stond het geld dan twee weken later op onze rekening. Sommige van die cheques waren niet gedekt en dan duurde het nog veel langer; tot de eigenaar weer geld op zijn rekening had staan.

We klagen tegenwoordig heel wat af over de Euro, maar ik was erg blij met de komst van de Euro want voor ons was het een enorme werkbesparing. Bij aanvang van de tournee gaven wij de musici namelijk altijd “sejours”. Dat is contant geld om onderweg in het buitenland eten van te kopen en de buitenlandse musici kregen het ook voor de dagen dat ze in Nederland waren om er te repeteren en concerten te geven. Er waren vaste tarieven voor koffie, lunch en diner. De tournees duurden gemiddeld twee weken. Soms gingen we twee a drie weken naar Japan, de USA of Australië, maar meestal reisden we door Europa, en vaak iedere dag weer naar een ander land. Het was dus heel gewoon dat we op een tournee zo’n acht verschillende valuta nodig hadden. 

We rekenden van te voren tegen de dagkoers uit wat de musici moesten krijgen in guldens, ponden, lires, francs, marken etc. Ik bestelde dat dan twee weken van te voren in de juiste coupures bij de bank. Dat laatste was heel belangrijk want we moesten iedereen gepast betalen in alle verschillende valuta! Na die twee weken haalde ik de bestelling bij de bank op. Het totaalbedrag was bijvoorbeeld 40.000 gulden waard en de bankemployé telde dan al die verschillende briefjes nog eens voor me uit in een afgesloten kamer en ik moest goed meetellen en bevestigen dat het klopte. Na al die geheimzinnigheid stapte ik vervolgens met een paar kilo geld in een simpel plastic tasje op de fiets. Ik deed dat expres want geen dief zou toch vermoeden dat ik 40.000 gulden in een plastic tasje zou stoppen?

Op kantoor verdeelden Trix en ik alles over de enveloppen met de namen er op en betaaloverzichten erbij. Trix ging overigens ook vaak naar de bank voor de "plastictassen actie", vooral in de begintijd toen ik nog geen tourmanager was maar in de bibliotheek werkte en zij met Hans alles uittelde. Als we bij het verdelen niet uit kwamen dan moesten we alles weer opnieuw tellen tot het klopte. Tenslotte ging ik dan de volgende dag met al die enveloppen op de trein naar Utrecht of Amsterdam waar de repetities plaatsvonden, en daar deelde ik al dat geld uit.

Ik heb dus heel wat met grote bedragen geld rond gelopen maar het heeft me nooit zenuwachtig gemaakt. Wel moest ik als een soort broedse kip over mijn plastictassen en handtas waken. Dat is in die 24,5 jaar 1 keer fout gegaan en toen is er 500 gulden van me gestolen; peanuts als je bedenkt waar ik mee heb rond gelopen. Bovendien heb ik daar geen persoonlijk letsel bij opgelopen. Ik beschik blijkbaar over een geweldige beschermengel!

Caecilia

zaterdag 19 januari 2013


Japan II


De steden mogen dan mooi van lelijkheid zijn, de natuur en de oude tempels zijn overweldigend mooi. Tijdens onze reizen konden we dat goed bekijken. Soms vlogen we met een binnenlandse vlucht en zagen we het vanuit de lucht maar vaker reisden we per trein en bus en hadden we goed uitzicht. Ik heb er bergen, zee, bossen rotskusten en uitgestrekte rijstvelden gezien. In de steden is alles hutje mutje op elkaar gepakt maar buiten de stad is het wijds en rustig. Ik herinner me een keer dat we wilden pauzeren tijdens een busrit naar Nagano, maar dat we niet uit de bus mochten i.v.m. het gevaar door beren aangevallen te worden!

Tijdens mijn schaarse vrije uurtjes bezocht ik de tempels en hier voelde ik nog sterker die fijne Japanse vibraties! Elk stukje hout en steen was er doordrenkt van gewijde aandacht en respect voor het leven zelf. De mooiste tempel die ik heb gezien, was de boeddhistische tempel Kiyomizu-dera. Deze is genoemd naar de heldere bron die de monnik Enchin hier in de berg vond toen hij in 778 na christus, geleid door een visioen, op zoek ging naar een bron van puur water. Het is eigenlijk een tegen de heuvel gebouwd dorp van allemaal kleine tempels en één hele grote met een aantal verdiepingen.  Het ligt aan de rand van Kyoto tussen de bomen waar het bos begint. Er staan naaldbomen en loofbomen met prachtig rode bladeren en in de lente wordt de tempel door kersenbloesem omringd. Rond de tempels liggen ook een aantal prachtige Japanse tuinen. Aan de bosrand staat een hele groep Boeddhabeelden en die hebben allemaal een soort gekleurd schortje voor. Soms denk ik dat ik in mijn vorige leven in een klooster of tempel heb gewoond. Ook hier overviel mij weer dit gevoel en ik voelde me direct zo thuis dat ik wel zou willen blijven.

Op tournee in 1996 en in 1998 (beide keren in mei) deden we ook Yamada Machi aan; een havenstadje aan de noordoostkust, waar de bevolking voornamelijk van de visserij leeft. In Yamada Machi is ooit 400 jaar geleden een schip uit Nederland geland. En in de eeuwen daarna waren de Nederlanders de enigen die binnen de grenzen van Japan mochten komen. Er was zelfs een Nederlandse universiteit op het zuidelijk eiland van Japan waar men alles over der rest van de wereld kon leren; in het Nederlands.



In de concertzaal van Yamada Machi stond ook een 1.5 meter lange replica van dat Nederlandse schip. De inwoners van de stad verwelkomde ons als hun beste  vrienden en er was een receptie georganiseerd. In 1996 kregen we allemaal een toilettas en een tafelloper die gemaakt waren van oude vissersvlaggen. De toilettas heeft me sindsdien op alle reizen begeleid en hij is niet kapot te krijgen. Er was een meterslang buffet met heerlijk Japans eten en het plaatselijke vrouwenkoor zong het Halleluja van Haendel gedirigeerd door Ton. Daarna moest Ton een groot vat sake aanslaan (openhakken met een bijl) samen met de Burgemeester van Zeist. Zeist en Yamada hebben een warme band en een uitwisselingsprogramma voor scholieren.



‘s Avonds werden we naar een echt Japans Hotel gebracht waar we alleen op onze pantoffels mochten lopen vanwege de Tatami (rieten matten als vloer). Er was natuurlijk geen stoel in mijn kamer, maar wel een laag tafeltje met Japanse thee en koekjes. Toen ik naar bed wilde kwam er een dame en ze haalde mijn matras en dekens uit een kast en maakte mijn bed op.  Mijn kamer had uitzicht op de baai waar, in een soort drijvende kisten, oesters werden gekweekt.  De meeste hotels onderweg waren Europese stijl, en je kon er ook een Europees ontbijt krijgen zoals wit brood met een gebakken ei of jam. In dit Hotel was er alleen Japans ontbijt; vissoep en een soort Japanse nasi en gerechten met zeewier. Warm en pittig eten dus al vroeg in de ochtend! En een lekker kopje groene thee erbij.






De volgende dagen deden we twee concerten in Yamada Machi. Ik heb nog een foto waar een hele lange rij voor de deur van de zaal stond, want iedereen uit het stadje kwam luisteren en ons begroeten. Ik heb later die dag ook nog wat keukenspulletjes gekocht in een winkel. Ik durfde niet te veel te nemen want de eigenaresse wilde me niet laten betalen omdat we vrienden waren! En op straat werd ik zomaar omhelsd door een vrouw en ze had een heel verhaal tegen me wat ik niet verstond, maar ik begreep wel dat ze blij was me te zien. Bij ons vertrek drie dagen later stond het personeel van het hotel ons uit  te wuiven met blauwe zakdoeken en dikke tranen. Wij voelde ons allemaal herboren door deze behandeling. Dat laatste beeld met die wuivende zakdoeken zie ik sinds de Tsunami steeds voor me. Zucht….        

Caecilia


vrijdag 11 januari 2013



Japan I

Het is al weer bijna twee jaar geleden dat een Tsunami Japan bereikte. Het ergst getroffen was de stad Sendai en het niet zo ver naar het noorden liggende Yamada-Machi waar we ooit zo gastvrij werden ontvangen. Ik voel me treurig en ik ben sindsdien bezorgd omdat ik niet weet hoe het met die lieve mensen daar gaat. Laatst zag ik weer de beelden op TV van  de modderstromen die het land overmeesterden en alles meesleurden, en vissersboten die ver landinwaarts werden gestuwd. Ik zag mensen die hun familie zochten tussen de puinhopen en dan toch nog zo keurig vriendelijk en gastvrij bleven naar de journalisten. Een man zocht in het puin naar zijn zoon, maar wees de journalist er ondertussen op dat hij daar beter niet z’n auto kon parkeren omdat hij dan door het puin een lekke band zou kunnen krijgen. Ze raakten aan de praat en ik hoor de man zeggen dat z’n zoon waarschijnlijk is omgekomen en dat hij het een eer vindt dat hij z’n vader heeft mogen zijn. Dat is de Japanner ten voeten uit.

Ik ben een aantal keren in Japan geweest en het land heeft op mij een diepe indruk gemaakt. Op het eerste oog ziet het er westers uit, maar in werkelijkheid is Japan zo anders! Je voelt het meteen als je uit het vliegtuig stapt. Er is echt een andere atmosfeer, er zijn ander normen en waarden, er is veel meer vriendelijkheid en respect, minder vrijheid, en veel zorg voor elkaar en de omgeving. Het land en de mensen zijn doordrenkt van beleefdheid, bescheidenheid, dankbaarheid en rituelen.

En als je even voorbij die eerste westerse indruk kijkt, ziet het er ook heel anders uit. Zo heb ik nog nooit een plek gezien waar zo lelijk wordt gebouwd! De huizen en kantoren zijn praktisch, doelmatig maar bijna nooit mooi. En omdat het aardbevingsgebied is en de grond van graniet, zijn alle leidingen en bedradingen bovengronds, aan palen en op pilaren. Ook wegen door de stad worden vaak in twee verdiepingen boven elkaar gebouwd. De gemiddelde Japanse stad is mooi van lelijkheid en Japanners zijn meesters in het benutten van ruimte.

Het is niet mijn bedoeling om een uitgebreide beschrijving te geven van mijn reizen in Japan met het orkest en koor. Ik voel alleen de behoefte om een paar dingen te vertellen over het wezen van Japan en ik wil proberen uit te leggen waarom het zo’n diepe indruk op me heeft gemaakt; als een monument voor de Japanners die ze zoveel tegenslag hebben gehad. Ik heb me er vooral heel erg veilig en thuis gevoeld, wat ik niet goed kan verklaren, al is het een compliment voor mijn gastheren en gastvrouwen daar.

Het is mijn ervaring dat mensen die er geweest zijn niet gemiddeld over Japan spreken; of ze vinden het geweldig, of ze vinden het er verschrikkelijk. Deze diepe afkeer ervan is om uiteenlopende redenen; met vindt het land of de steden lelijk, het eten vies, er is geen volkorenbrood te krijgen, Japanners stinken, zijn vaak dronken en ze giechelen stom, de koffie is duur (15 gulden per kopje in 1993), en ga zo maar door.

In werkelijkheid heeft de aversie volgens mij vooral met communicatie te maken. De mensen waar ik direct mee moest werken spraken Engels, d.w.z. “Japans-Engels”. Het duurt elke keer weer twee dagen voor je hun uitspraak begrijpt. Maar Japanners denken zo anders dan wij, dat zelfs als ze Engels leren, of desnoods Nederlands of Duits, we elkaar nog steeds niet goed begrijpen. Het is dus heel belangrijk om dat zo snel mogelijk onder ogen te zien, en hun vriendelijkheid en respect over te nemen, en hun zorg en hun werkmethodes. En vervolgens moet je weten dat ze dus geen NEE kunnen zeggen, en dat het niet betekent dat alles JA is, en zeker niet dat je daar misbruik van moet maken. Ze hebben namelijk zo hun eigen manier om daar mee om te gaan. Mensen die niet van Japan houden verwachten dat Japanners net zo denken als wij omdat ze dat de enige juiste manier vinden, maar als je je open opstelt gaat er een wereld voor je open.

Samenwerken met Japanners is heel bijzonder. Ze werken heel precies en hebben voor alles een protocol. Ze werken ook veel uren en klagen daar niet over. Maar ze doen het wel in een rustig tempo. Als ik meer werk heb dan normaal versnel ik zodat het misschien toch nog lukt binnen mijn 8-urige werkdag. Japanners doen dat niet maar blijven gewoon een paar uur langer op kantoor. Al die precisie en die rust hebben ook een nadeel; ze kunnen niet improviseren, een uitzondering daar gelaten. Als er tijdens een tournee iets onverwachts gebeurde, waarvoor ze geen protocol hadden, dan kwamen ze trillend en bevend naar mij toe en riepen “ O hemel, Caecilia San, wat moeten we doen” en raakte volkomen geblokkeerd tot ik met wat ideeën kwam.

In de jaren dat ik door Japan reisde was er ook nog geen werkeloosheid. Er werd gewoon voor iedereen een taak bedacht. Zo liepen er overal ordebewaarders rond; op iedere gang van een hotel en dan dag en nacht. De buschauffeur had altijd een dame bij zich als assistent en die keek met hem mee en had een stok met een vlaggetje om ons de weg te wijzen bij het in en uitstappen. Op straat en in gebouwen was het zo veilig dat je rustig ergens je handtas en laptop kon laten staan en dan stond hij er een paar uur later nog. Ongelofelijk toch?

Ik nam altijd gietijzeren theepotten kopjes en schalen mee om thuis te gebruiken. Voor de kinderen kocht ik Japanse kleding en boeken als herinnering.  Zo kocht ik een boek van Max Veldhuis over “eend” en zei dan dat ik in’t Japans kon voorlezen.


Dat de hun schrift uit zulke ingewikkelde tekens bestaat, is wel onhandig op bijvoorbeeld een station. En de straten hebben ook geen namen; ze nummeren de huizenblokken maar niet de straten zelf. Als ik de deur uit ging nam ik altijd een briefje mee met daarop het adres van mijn hotel en de concertzaal in Japanse tekens. Je kunt er behoorlijk verdwalen en zo kon ik de weg vragen!  De Japanse taal  klinkt heel hartstochtelijk al heb ik er nooit iets van begrepen en kon ik niet meer dan vier woorden onthouden.



Er is niets heerlijkers dan tijdens een drukke tournee alleen uit eten gaan in een restaurant vol Japanners. Het is echt ontspannend dat je er niets van verstaat en je je even helemaal op jezelf en je eten kunt concentreren zonder afgeleid te worden. Een menukaart lezen gaat natuurlijk niet, maar dat wordt opgelost door een plastic versie van alle gerechten in de vitrine. Je kunt dan aanwijzen wat je wilt eten. Al blijft het spannend, want ook de plastic versie maakt niet altijd duidelijk wat je eet. Het Japanse eten is erg gezond met veel groente en vis en bijna geen vet. Soms at ik voor twee euro in een noedelbar een grote kom noedels met kip en groente, naast slurpende oude mannetjes. En soms at ik heel sjiek en onbetaalbaar (op uitnodiging),  en er werd dan door de chef voor mijn neus gekookt. Het moeilijkste moment was een zakendiner met alleen maar Japanse mannen en Ton. Als voorgerecht kregen we rauwe inktvis tentakels en het smaakte erg taai en bitter, eigenlijk net als gal, dus het was wel even slikken…..

Het land zelf is smal en lang en eigenlijk een eilanden groep, maar zo lang als van zuid Italië tot aan midden Noorwegen en het klimaatverschil is dus ook zo groot. Ik ben op het zuidelijkste puntje geweest en ook op het noordelijkste eiland. Overal kun je heerlijke Sushi krijgen in vele soorten en maten. In het zuiden aten we meer gefrituurde en gegrilde gerechten. De grootste verrassing op voedsel gebied kreeg ik in het noorden. De directeur van de concertzaal “Kitara” uit Sapporo nam ons mee uit eten voor een speciaal streekgerecht. Het bleek runderstoofvlees met stamppot van aardappels en kool; een echte Hollandse maaltijd! 

Caecilia

(Volgende week deel II)

vrijdag 4 januari 2013


Ode aan de Kerstengel,

Op de ochtend van 24 december sta ik onder de douche en door de deur en het geruis van het water heen hoor ik Soscha luidkeels zingen. Give me love, walking in the air, Halleluja en nog veel meer. Nu is dat niets bijzonders want ze zing iedere dag. Maar vandaag is een speciale dag want ze zal optreden tijdens het Kerstconcert bij ons in de straat, dus wat ik nu hoor is de generale repetitie. Er gaat toch niets boven live muziek  en met haar hebben wij tegenwoordig geen radio meer nodig. In de douche zing ik stiekem de 2e stem mee.

Zelf zing ik ook graag, maar dat klink lang niet zo mooi en ik beperk het tot in de auto of onder de douche. Toch heeft ze het niet van een vreemde want haar opa zingt de sterren van de hemel, zo ook nog vorig week  in het koor van het Weinachtsoratorium in de Grote kerk in Edam waar ik heen ging om alvast in de kerststemming te komen.

Ik kan me nog goed herinneren dat toen ik haar leeftijd had mijn broer uit school kwam met de woorden ‘’ik hoorde je al op het Grootwesterbuiten zingen”, en dat was niet bedoelt als compliment. In die tijd zong ik altijd met mijn vrienden van de NJN (Nederlandse Jeugdbond van Natuurstudie). We hadden in ieder geval veel plezier en werden gered door Jaap die wel erg mooi zong en ons op de gitaar begeleide. Ik denk met veel plezier terug aan die avonden.

Op kerstavond treedt er een keur aan musici op; allemaal bewoners uit onze eigen straat. Ik geniet, want er is niets mooiers dan de mensen achter de muziek persoonlijk te kennen en mee te maken in het dagelijks leven. Soscha zingt prachtig, en menigeen pinkt een traantje weg. Ik niet; ik word alleen maar erg blij want ik zie dat zingen haar gelukkig maakt en ze straalt als de kerstengel. Na afloop drinken we glühwein met z’n allen en we genieten van elkaar.  





En nu is het al weer 4 januari. We hebben geluierd, gewandeld, gedanst en champagne gedronken. Een perfecte kerstvakantie, alleen het weer werkt niet mee. De tuin begint al uit te lopen en vanmorgen zat er een vlinder op mijn raam?! Ik heb al in geen weken mijn winterjas  aan. Het is echt veel te warm.

Vandaag is het over met het geluier en heb ik weer gewerkt. Ook de rest van het gezin is weer aan de slag gegaan. Alleen de kerstboom houdt vol en valt nog steeds niet uit. En dat is maar gelukkig ook want die moet nog tot Driekoningen blijven staan. 

 De kerststal staat er ook nog en de koningen zijn nog onderweg.  De herdertjes slapen in het veld en in de verte hoor ik de kerstengel zingen terwijl ze zichzelf begeleid op haar gitaar.

Caecilia