vrijdag 30 november 2012


Postvak,

Er was eens, lang geleden, ver voor de tijd van de e-mail, het kantoor van het Amsterdam Baroque. We werkten nog met een telex en een fax om berichten te versturen die sneller dan de PTT post moesten gaan. We hadden al computers maar gebruikten ook nog vaak een typmachine. Op kantoor had ook iedereen een eigen postvak en als je vragen had dan deed je de vraag op een briefje in het postvak van de betreffende collega. Hans had dit systeem ooit ingevoerd omdat we elkaar teveel vragen toeriepen tijdens het werken en elkaar zo steeds stoorden en uit de concentratie haalden. Het was een goed systeem; het scheelde een hoop lawaai en het dwong ons er ook toe om vooraf na te denken over wat we nodig hadden van collega’s om ons werk te kunnen doen. Die postbakjes stonden als een toren bij de faxmachine en je keek er een paar keer per dag in als je er langs liep om iets te faxen of te kopiëren.

In dat postvakje bewaarde ik ook mapjes per project met daarin alles wat ik nog moest beantwoorden. Ton had de gewoonte om in onze bakjes te kijken als hij ’s avonds op kantoor was en dan schreef hij er dingen bij. Dit ging meestal over waarom we die vraag nog niet hadden beantwoord of de opdracht nog niet uitgevoerd. Voor hem bestond er maar één soort opdracht en dit type heette: ”urgent: vandaag doen”. Dat was niet zo leuk, maar je moet bedenken dat hij bij de start van het orkest alles zelf regelde, tot aan vliegtikets bestellen en eten regelen toe. Hij heeft daarna nooit helemaal kunnen wennen aan het delegeren en bleef zich persoonlijk met alle details bezig houden. Ik heb daar toen iets op gevonden wat hem rust gaf; ik schreef op elke fax of briefje wanneer ik het ging doen en voegde een checklist per project toe en een lijstje met hoe ik mijn werk ingedeeld had in de dagen die zouden volgen. Dat gaf hem veel rust. Taken die ik moeilijk vond en uitstelde vielen natuurlijk op en al snel maakte ik er een gewoonte van om die eerst te doen om maar van Ton af te zijn. Achteraf ben ik hem erg dankbaar want behalve goed plannen leerde ik zo ook goed communiceren over mijn planning!

Rond Ton’s 50e verjaardag organiseerden we een verassingsfeestje in Ottone in Utrecht. Je vraagt je af wat dit met die postvakjes te maken had? Nou, alles natuurlijk! Want probeer maar eens een groot verassingsfeest te organiseren als het feestvarken met grote regelmaat door al je papieren gaat en steeds onverwacht binnenloopt. Tini kwam toen met de oplossing; ze vertelde Ton dat ze een feestje organiseerde voor de glazenwasser die 50 werd en dat ze ons had gevraagd daarbij te helpen. Het feest was erg leuk. We namen Ton onder het mom van een bestuursvergadering mee naar Utrecht en daar zat een zaal vol mensen voor het diner. De koffie cantate van Bach werd speciaal voor hem in een alternatieve versie uitgevoerd; De “boeken cantate”, omdat hij zo gek is op antieke boeken. Hein Meens was evangelist en zong verkleed in de regenjas van Ton, met een stapel boeken onder zijn arm. Later zei Ton dat hij nooit meer zo’n verassingsfeestje wilde, maar alleen feestjes die hij zelf had bedacht. Waarschijnlijk had hij die avond liever een goed boek willen lezen met een speciale fles wijn erbij. Ik kan me daar wel iets bij voorstellen!

Caecilia

vrijdag 23 november 2012

De Grote Trom,

Het is gênant voor een musicologe, maar terwijl ik deze titel opschrijf: “de Grote Trom”, vraag ik me opeens af of dit woord wel bestaat. Heb jij dat wel eens, dat je iets wat je al jaren zegt of schrijft opeens raar klinkt?
Ik heb daarom maar even een blik op internet geworpen en ja hoor; het bestaat. Ik lees: Met pauken en bekkens vormt de grote trom vanaf de romantiek een vaak voorkomende slagwerkbezetting in symfonische muziek. Het instrument is waarschijnlijk door de Turken naar Europa gebracht. Mozart heeft de grote trom voor het eerst in het symfonieorkest gebruikt in zijn: “Die Entführung aus dem Serail.

En nu ik dit lees snap ook pas echt goed waarom Ton indertijd niet bedacht was op deze grote trom. Hij speelde altijd Barok muziek en had van Mozart voornamelijk de vroege werken gespeeld. Toen hij de Sinfonia uit “Die Entführung aus dem Serail” programmeerde was hem ook niet direct opgevallen dat er wel erg veel slagwerk was voor onze enige slagwerker Luuk. Hij kwam er pas achter toen we ergens in januari 1993 gingen repeteren in de Silo kerk in Utrecht. Ik was daar aanwezig voor het klaarzetten van de muziek, het maken van de opstelling en het uitdelen van sejours, vliegtickets en schema’s.
In de koffiepauze kwam Ton naar me toe met de mededeling dat Luuk me wat slagwerklessen zou geven, want dat er in het programma de eerste acht minuten een extra slagwerker nodig was, maar dat we geen budget hadden om die extra kracht mee op tournee te nemen dus dat ik het maar moest doen want ik was er toch al.


Nu heb ik nooit echt mijn eigen grenzen bewaakt, want ik wist ook niet waar die lagen dus dan valt er weinig te bewaken. Als Ton vond dat ik de Grote Trom moest spelen dan deed ik dat gewoon. Ik vertrouwde er op dat hij wel wist wat ik kon en wat goed voor me was. Luuk en ik oefenden een paar keer hoe ik de stok moest hanteren, en ik oefende ook met Wilbert samen want die moest een paar minuten de bekkens slaan; dat ging net als hij zijn traverso snel genoeg opzij kon leggen en weer oppakken.

Daarna repeteerde ik nog een keer met het orkest en dat was een gekke gewaarwording! De musici bekeken me nogal vijandig. Ik zag ze denken; “Dat mens denkt toch niet dat ze één van ons is?” Ze deden net of ik er niet bij hoorde, wat natuurlijk ook zo was. Het was wel een bijzondere ervaring om mee te doen en door Ton gedirigeerd te worden. Ik hoefde nauwelijks naar mijn bladmuziek te kijken, als ik op hem lette wist ik precies wat ik moest doen en wanneer. Dat laatste was vooral erg belangrijk, want ik moet zeggen; ik viel erg op met mijn Grote Trom. Elke slag was goed hoorbaar, dus ook elke fout getimede slag. Maar nu ik midden tussen het orkest stond merkte ik tot mijn verrassing ook dat het van binnen uit heel wat minder zuiver en goed getimed klonk dan van buiten af. Vanuit de zaal hoor je het geheel, maar van binnen uit hoorde ik behalve prachtige klanken hier en daar ook individueel gepruts. De musici voelden zich waarschijnlijk behoorlijk betrapt! De fagottist Marc was wel het eerlijkst. Hij vroeg me, op basis waarvan ik dacht de grote trom te kunnen spelen. Ik legde uit dat ik al jaren klavecimbel speelde en dat ik was afgestudeerd in muziekwetenschappen. Dat vond hij wel een beetje een geruststelling. Dat ik het deed omdat Ton dacht dat ik het kon, daar kon ik natuurlijk niet mee aankomen.

De concerten gingen heel behoorlijk en ik mocht een concertjurk kopen op kosten van het ABO&C. We reisden behalve door Nederland ook door een aantal Europese landen zoals Frankrijk en Duitsland. Het lastige voor mij was dat ik erg zenuwachtig werd van het feit dat ik moest optreden. Gelukkig was het maar een klein stukje. Mijn hartslag was ruim voor aanvang al 180 slagen per minuut!

Bovendien moest ik het “artiestendom” combineren met mijn werk als tourmanager. Niks rustig ontspannen en concentreren op mijn artistieke taak! Ik moest zorgen dat iedereen netjes aangekleed, met instrument, op tijd klaar stond om in de juiste volgorde het podium op te gaan. En geloof me; dat gaat echt niet vanzelf! En als ik dan het sein gaf om op te gaan moest ik het knopje omzetten en zelf als laatste in de rij meelopen het podium op. O, de spanning die ik dan voelde! Ik speelde staand, maar gelukkig had ik mijn Grote Trom om me aan vast te houden anders was ik zeker omgevallen. De stokken glibberden bijna uit mijn trillende handen.

Na de tournee besloot ik dat ik niet in de wieg gelegd was als artiest en ik haalde opgelucht adem dat het voorbij was. Ton was echter heel tevreden over mijn prestaties en kwam met de mededeling dat hij er op rekende dat ik in november van dat jaar opnieuw mijn plaats in het orkest zou innemen tijdens de tournee in Japan. En zo geschiedde het! Ik heb nog steeds een Japanse krant in mijn kast liggen met een foto van een halve pagina groot. Daarop zie je het orkest op het podium van “Tokyo Metropolitan Art Space” en ik sta daar tussen alle orkestleden bij mijn Grote Trom. Wilbert hoefde niet meer op de bekkens te slaan; daarvoor werd een Japanse muziekstudente ingehuurd.

En de Japanners vonden het helemaal niet gek dat ik als tourmanager ook in het orkest speelde. De grote meester “Ton Koopman” had zo besloten, dus dan was het de perfecte keuze om “Caecilia San” in het orkest te laten spelen! Achteraf was het de stress toch wel waard, want maar weinig mensen kunnen zeggen dat ze in het Amsterdam Baroque Orchestra hebben gespeeld en hebben opgetreden in Japan.


Dat is toch heel bijzonder aan Ton, dat hij mensen waar hij zich goed mee voelt zo vertrouwt dat hij denkt dat ze ook alles kunnen! En omdat ik hem niet wilde teleurstellen probeerde ik dat ook waar te maken. Behalve gewoon alle verschillende taken op tournee en kantoor te vervullen, vroeg hij me dus ook in het orkest en daar nam hij toch maar een flink risico mee. Hij dacht dat ik echt alles kon en ook alles tegelijk. Zo mocht ik soms zelfs zijn haar en baard knippen! In zijn plaats zou ik dat nooit hebben gevraagd; Hij is een geweldig musicus, maar dat geeft mij geen enkele garantie dat hij mijn haar goed zou kunnen knippen!

Caecilia



zaterdag 17 november 2012


Achter de heg,

Deze week heb ik mijn plan voor Het Speeltheater in Edam ingediend bij de Gemeente Edam-Volendam, en nu maar afwachten wat ze er van vinden! Daarna ben ik direct doorgestoomd met de voorbereidingen voor de productie van Draak in Huis van Het Houten Huis en nog tal van andere werkzaamheden.

Ik begin meestal met werken tussen acht en half negen, zodat ik midden op de dag ruimte heb om even lekker naar buiten te gaan of liggend op de bank naar muziek te luisteren. Vandaag was het buiten koud en somber, maar toch besloot ik wat frisse lucht op te snuiven. Om warm te blijven heb ik de tuin onder handen genomen. Ziehier het resultaat!



Na het knippen van deze groene klimmer richtte ik mijn aandacht op de ligusterhaag of in de volksmond ook wel ‘’heg” genoemd. En terwijl ik zo bezig was kwamen er allerlei herinneringen boven aan mijn jonge jaren in Purmerend. Wij woonden in een hoekhuis en de tuin werd voor en opzij helemaal omringd door een heg. Dat was nog eens wat anders dan die drie meter van mij hier in Hilversum. Ik heb diep respect voor mijn moeder die hem twee maal per jaar knipte met een heggenschaar! Ik zie de heg weer voor me, ruik de groene geur ervan, de droge geur van de pas gebouwde woningen en straten, en ik hoor de mussen weer kwetteren.

Die heg was mijn steun en vangnet toen ik leerde fietsen en rolschaatsen. Maar hij herinnert me vooral aan muziek, en aan de emoties die deze opriep. Tussen de zijmuur van het huis en de heg had ik een verstopplek waar ik heen vluchtte als ik alleen wilde zijn of me verdrietig voelde. Dat was vooral in het weekend; dan overvielen mij emoties die ik niet kon plaatsen en als ik dan het huis uit vluchtte ging het beter. Veel later drong pas tot me door dat het door de muziek kwam die mijn vader dan draaide. Bij het horen van Joe Cocker, Cuby & de Blizzards, Janis Joplin en B.B. King rende ik meestal na korte tijd de deur uit omdat het me zo raakte. Die emoties waren voor mij als zeven jarige een beetje te veel……..

Maar het was niet alleen de popmuziek die thuis de atmosfeer bepaalde. Ook klassieke muziek speelde een belangrijke rol in ons leven, en dan eigenlijk alleen barokmuziek en dan vooral J.S. Bach. Ook daarbij liepen bij mij de emoties hoog op, maar zijn muziek joeg me niet de deur uit. De klanken van Bach boden ook troost en vreugde. Een van mijn vroegste herinneringen is die van mijn vader die thuis in Amsterdam, naast de kachel, delen uit de Mattheus stond te zingen. Dit prachtige werk geeft zo goed de emotie van het lijdensverhaal volgens de apostel Mattheus weer, dat ik als klein kind van twee jaar het leed, de worsteling en de overgave al begreep, nog voor ik de Nederlandse taal beheerste, laat staan de Duitse taal. Ja; dat is de kracht van Bach! En is het niet wonderbaarlijk dat onze oren emoties kunnen begrijpen op basis van geluid en los van de taal?

Afgelopen weekend heb ik in het Filmhuis Bussum de Film over Ton Koopman gezien; “Ik wil 100 worden”. Ton was er zelf ook en werd na afloop geïnterviewd. Hij zij dat de kracht van Bach is dat bij geen andere componist gevoel en verstand zo goed in evenwicht zijn. En daarmee is eigenlijk alles gezegd.

Caecilia

zaterdag 10 november 2012


Kleedkamer blues

De eerste klinkende tonen van een concert geven mij nog steeds een bijzonder gevoel. Zo van; “Het is me gelukt! Ik heb ze hier gekregen, op tijd voor het concert en nu is het tijd voor mij. Benen omhoog, weg die professionele glimlach ”. Alleen of met z’n tweeën hielden we altijd “kantoor” in de kleedkamer van Ton. En als het concert in een kerk plaats vond zaten we in de sacristie of in de rondgang o.i.d. Meestal zaten we dan tussen de flightcases, zangers en orkestleden die zich stonden om te kleden. We paste er op de handtassen en andere waardevolle spullen en deden nog het laatste werk voor de dag van morgen, zoals op de vliegtickets nog een keer controleren of de namen correct gespeld waren en het hotel bellen over de aankomsttijd, en in de jongste tijd beantwoordden we ook nog onze e-mail van die dag over alle lopende zaken of werkte ik aan de begroting voor het komende jaar. 

Het was niet altijd “relaxen” tijdens het concert. Regelmatig was de programmering zo dat we tijdens het concert meerdere keren de opstelling moesten aanpassen, dus stoelen en lessenaars weg of erbij. Of nog erger; een klavecimbel of orgel verplaatsen. Ik weet nog dat ik een keer in Londen vijf minuten in mijn eentje bezig was op het podium en dat ik toen applaus kreeg. Daarna heb ik met Ton gesproken en voorgesteld om kritisch te zijn met het wijzigen van de opstelling en dat zoveel mogelijk in de pauze van het concert te plannen door de volgorde van de stukken aan te passen of een andere programmering te kiezen. Het kostte me nogal wat moeite om hem uit te leggen dat mijn heen en weer geloop veel meer stoorde dan drie lege stoelen op de achterste rij tijdens het middendeel van het programma. In Japan kreeg ik vier mannen om me te helpen het snel te doen. Een typisch Japanse oplossing waardoor ze toen - in 1993 - ook nog geen werkeloosheid kenden! Overigens hadden ze een soort systeem dat ik niet snapte en dat gingen ze van te voren helemaal doorspreken en met mij oefenen!

Maar wat me vooral is bijgebleven van die eerste tonen bij de aanvang van het concert, is dat moment van ontspanning en even helemaal jezelf zijn. Ik zie ons nog op de grond liggen met onze benen omhoog tegen de muur. Op tournee werden onze voeten namelijk altijd een stuk groter door het vele staan, lopen en het vele reizen per vliegtuig. Door met de benen omhoog te liggen zakte de spanning in onze voeten weer een beetje. ’s Avonds je schoenen uitdoen was erg riskant want je kreeg ze dan soms niet meer aan. We deden dat voor de zekerheid nooit tegelijk, zodat altijd één van ons netjes gekleed de kleedkamer uit kon rennen om in actie te komen. En ik weet ook nog dat ik in Parijs op de bank lag terwijl Guido liedjes van de Beatles zong en zichzelf daarbij op de piano begeleide. Maar meestal luisterde we naar het concert via de intercom.

Ik ging meestal met Guido of met Hannes op tournee. Het was echt fijn om zo samen te werken en ik heb het erg getroffen met collega’s die zo betrouwbaar waren. Ik denk daar nog vaak aan terug. Ooit had ik ook nog een stagiaire genaamd Ralf. Ralf was erg zorgzaam en wist het klaar te spelen om een soort maaltijd klaar te zetten in de kleedkamer als het concert begon. We hadden dan niet alleen broodjes, maar ook salades, warme soep of een dessert. En dit klinkt misschien helemaal niet zo bijzonder maar dat was het wel, want je weet op tournee nooit wanneer je de weer kans krijgt om te eten, met als gevolg dat we altijd met het gevoel rondliepen dat we onderweg zouden verhongeren wegens tijdgebrek of omdat er gewoon niets te eten te vinden was. Ralf was echt in veel opzichten geweldig, en toen hij na zijn stage besloot om niet door te gaan in “dit vak” begreep ik dat niet, maar inmiddels wel!

In het begin van mijn tijd bij het Amsterdam Baroque ging ik altijd alleen met koor en orkest op tournee; of het nu een groep van 10 of van 60 musici was. Ik herinner me nog goed dat ik in Utrecht in de Maria Minor kerk op de WC zat te huilen van inspanning en uitputting. Ik had ook al een paar dagen achter elkaar het Garnier orgel (150 kg) met Eduard uit de vrachtwagen moeten tillen en op z’n plek in de kerk zetten. Ik kwam daarna de kleedkamer inlopen en Ton mopperde over alles wat ik voor de komende maanden (de volgende tournees) nog niet had geregeld. Ik herinner me dat Maggie toen voor me in de bres sprong. Ze vertelde Ton dat hij helemaal gelijk had over dat werk wat ik nog niet had gedaan, maar dat bij alle andere orkesten waar zij mee werkte, er wel twee of drie personen waren die samen het werk deden dat ik alleen moest doen. In mijn eentje op tournee kreeg ik helemaal niet de kans om tussendoor ook nog al mijn kantoorwerk te doen. Het zou volgens haar goed zijn als ik met groepen groter dan 25 personen een collega zou meekrijgen om te helpen.

Omdat dit extra geld kostte (salaris, maar ook alle reis en verblijfkosten van die extra persoon) was dit wel even een bespreekpuntje voor het bestuur en kon het niet acuut ingevuld worden, maar pas het volgend jaar als de extra kosten ook begroot konden worden. Ik ben Maggie eeuwig dankbaar dat ze voor mij opkwam toen ik dat niet zelf deed. Niet alleen omdat de werkdruk weer menselijk werd, maar ook omdat het zo goed voelde om een maatje bij me te hebben in zware tijden. Die kameraadschap voelde als een openhaardvuur in die kleedkamer, dus daar denk ik nog vaak aan terug!

Caecilia

zaterdag 3 november 2012


Te gast in Athene

Ik ben in heel veel steden geweest en heb daar bijna niets van gezien omdat we meestal maar één dag hadden en ik met de musici en het concert bezig was. Maar dat vond ik juist zo bijzonder. Ik kwam niet als toerist maar om te werken met en voor mensen in een specifiek land. Elk land en elke cultuur is weer anders. Ik vond het altijd een uitdaging om zo snel mogelijk de bestaande cultuur te begrijpen, me aan te passen en de dingen zo naar mijn hand te zetten dat ik toch alles geregeld kreeg voor de musici en het concert.

In Zweden werden we heel gastvrij ontvangen; we kregen heerlijke broodjes en drinken voor de repetities en het concert, en alles wat we nodig hadden of wilden veranderen werd gerealiseerd. We genoten ook van hun geweldig comfortabele bedden. Dat was ook het geval in Engeland en speciaal in Birmingham  waar de directeur zelf jaren had gereisd met een orkest en wel begreep wat er nodig was om de boel draaiende te houden. In de USA zijn ze heel gastvrij en behulpzaam, maar alles is aan regels gebonden en dat gaat zo ver dat men mij een keer verbood om de pianokruk op het podium te brengen, nadat ze het zelf niet mochten doen volgens de regels. De repetitie mag daar ook niet uitlopen. Dan doen ze gewoon het licht uit en gaan naar huis!

In Italië en dan vooral de zuidelijke helft is er een macho cultuur en nemen ze moeilijk bevelen aan van een vrouw, tenzij het hun moeder is. Italiaanse mannen zijn zelf net vrouwen. Als je ze iets vraagt gaan ze ontzetten praten en discussiëren i.p.v. gewoon aan de slag te gaan. Als ik dan toch maar zelf het orgel met Guido optilde en neerzette werden ze boos, want daarmee had ik heel hun belangrijk doenerij ondermijnd.

Het was voor mij als tourmanager vooral belangrijk om de eetgewoonten in een land goed te kennen want dat beïnvloedt de werktijden. Fransen aten bijvoorbeeld net als wij repeteerden. Meestal ging dan het voltallige theaterpersoneel weg zodat het niet mogelijk was om iets te veranderen aan het licht, de airco of de verwarming en de podiumopstelling. Het was een te groot risico om dat na afloop van de repetitie te laten doen, want dan kon het niet meer gecontroleerd worden door de musici. In Frankrijk heb ik dus aardig lopen zweten en sjouwen met spullen en heb ik met angst en beven allerlei panelen met knoppen bediend in de hoop dat het effect zou sorteren. Er is geen land op de wereld waar ik zo slecht ben ontvangen als in Frankrijk. Ik zou er ook nooit naar toe verhuizen.

Griekenland deed me erg aan Israël denken; Temperamentvol, ingewikkeld en erg gastvrij. In beide landen kwam er ook een stevige dame als vertegenwoordigster van de organisatie en roerde overal en bij alles haar mondje voor ons, wat erg handig is als je de taal niet machtig bent! De Griekse dame stond ons al op het vliegveld op te wachten. En dat was maar gelukkig want we hadden direct problemen met de contrabas, orgels en de pauken bij de douane.  Er was iets met een carnet wat ze niet begrepen en als ze het niet juist zouden invullen dan zou ik het volgende land niet meer inkomen met de spullen. De dame loste het op door de betreffende douane beambten flink op hum nummer te zetten en hen vervolgens geld toe te stoppen met een knipoog naar mij.




En dan rijden we met z’n allen in een bus gepropt door Athene in de zinderende zon. Maar niemand klaagt want we zullen optreden in het Odeion van Herodes Atticus , gelegen aan de voet van de Akropolis. Het is nu een openlucht theater, maar het had een houten dak bij de bouw rond 200 na christus. De repetitie kan daarom pas vanaf half 5 plaats vinden want dan is er schaduw op het podium. Guido gaat er alvast heen om de situatie te bekijken en voor te bereiden, en ik kom later met de musici op de bus.

Het is een sfeervolle plek om op te treden, en de akoestiek is prima al is het in de openlucht. Er zijn geen kleedkamers overgebleven; er is met een soort schermen en tenten plek gemaakt als kleedkamers. Er is een bewaker maar Guido en ik blijven tijdens het concert toch maar om de beurt als een waakhond op de berg met handtassen en andere waardevolle spullen zitten. Zo hebben we ook allebei gelegenheid om even bij het concert aanwezig te zijn. Het is bijzonder om met al die mensen buiten te zitten op deze warme zomeravond terwijl J.S. Bach en G. F. Haendel  weerklinken.

De volgende dag hebben we geen concert en we vliegen pas ’s avonds dus het is tijd om nog wat kantoorwerk te doen en uit te rusten. Guido neemt me mee in een taxi naar het strand om te gaan zwemmen want het is hartje zomer en veel te heet om de stad in te gaan. Als er iets is dat we samen hebben gedaan -behalve werken- dan is het wel zwemmen! Niets is zo ontspannend en verfrissend als zwemmen tijdens een tournee. Die taxirit blijkt een avontuur op zich. Het is een heel oude auto en hij rammelt, schudt en maakt zo veel lawaai dat we bang zijn er doorheen te zakken. De taxichauffeur rijdt volgens ons om, maar dat kunnen we niet bewijzen, laat staan bespreken want hij spreekt alleen Grieks en wij niet. Met zweet op ons voorhoofd, niet alleen door de hitte, komen we opgelucht aan bij het strand van Kalamaki. Het is heerlijk om even in het water te liggen en we hopen maar dat het water niet te erg vervuild is. De Atheners zwemmen er zelf en ze zien er goed uit dus we gaan er maar van uit dat we goed zitten.  Het is in ieder geval heel ontspannend!

Maar hoe de stad Athene er uit ziet weet ik dus nog steeds niet, op de Akropolis met het Odeion na.

Caecilia