Japan I
Het is al weer bijna twee jaar geleden dat een Tsunami Japan
bereikte. Het ergst getroffen was de stad Sendai en het niet zo ver naar het
noorden liggende Yamada-Machi waar we ooit zo gastvrij werden ontvangen. Ik voel me
treurig en ik ben sindsdien bezorgd omdat ik niet weet hoe het met die lieve
mensen daar gaat. Laatst zag ik weer de beelden op TV van de modderstromen
die het land overmeesterden en alles meesleurden, en vissersboten die ver
landinwaarts werden gestuwd. Ik zag mensen die hun familie zochten tussen de
puinhopen en dan toch nog zo keurig vriendelijk en gastvrij bleven naar de
journalisten. Een man zocht in het puin naar zijn zoon, maar wees de journalist
er ondertussen op dat hij daar beter niet z’n auto kon parkeren omdat hij dan
door het puin een lekke band zou kunnen krijgen. Ze raakten aan de praat en ik
hoor de man zeggen dat z’n zoon waarschijnlijk is omgekomen en dat hij het een
eer vindt dat hij z’n vader heeft mogen zijn. Dat is de Japanner ten voeten
uit.
En als je even voorbij die eerste westerse indruk kijkt,
ziet het er ook heel anders uit. Zo heb ik nog nooit een plek gezien waar zo
lelijk wordt gebouwd! De huizen en kantoren zijn praktisch, doelmatig maar bijna
nooit mooi. En omdat het aardbevingsgebied is en de grond van graniet, zijn
alle leidingen en bedradingen bovengronds, aan palen en op pilaren. Ook wegen
door de stad worden vaak in twee verdiepingen boven elkaar gebouwd. De
gemiddelde Japanse stad is mooi van lelijkheid en Japanners zijn meesters in
het benutten van ruimte.
Het is niet mijn bedoeling om een uitgebreide beschrijving
te geven van mijn reizen in Japan met het orkest en koor. Ik voel alleen de
behoefte om een paar dingen te vertellen over het wezen van Japan en ik wil
proberen uit te leggen waarom het zo’n diepe indruk op me heeft gemaakt; als
een monument voor de Japanners die ze zoveel tegenslag hebben gehad. Ik heb me
er vooral heel erg veilig en thuis gevoeld, wat ik niet goed kan verklaren, al
is het een compliment voor mijn gastheren en gastvrouwen daar.
Het is mijn ervaring dat mensen die er geweest zijn niet
gemiddeld over Japan spreken; of ze vinden het geweldig, of ze vinden het er
verschrikkelijk. Deze diepe afkeer ervan is om uiteenlopende redenen; met vindt het land
of de steden lelijk, het eten vies, er is geen volkorenbrood te krijgen,
Japanners stinken, zijn vaak dronken en ze giechelen stom, de koffie is duur (15 gulden per kopje in 1993), en ga zo maar
door.
In werkelijkheid heeft de aversie volgens mij vooral met
communicatie te maken. De mensen waar ik direct mee moest werken spraken
Engels, d.w.z. “Japans-Engels”. Het duurt elke keer weer twee dagen voor je hun
uitspraak begrijpt. Maar Japanners denken zo anders dan wij, dat zelfs als ze
Engels leren, of desnoods Nederlands of Duits, we elkaar nog steeds niet goed
begrijpen. Het is dus heel belangrijk om dat zo snel mogelijk onder ogen te
zien, en hun vriendelijkheid en respect over te nemen, en hun zorg en hun werkmethodes.
En vervolgens moet je weten dat ze dus geen NEE kunnen zeggen, en dat het niet
betekent dat alles JA is, en zeker niet dat je daar misbruik van moet maken. Ze
hebben namelijk zo hun eigen manier om daar mee om te gaan. Mensen die niet van
Japan houden verwachten dat Japanners net zo denken als wij omdat ze dat de
enige juiste manier vinden, maar als je je open opstelt gaat er een wereld voor
je open.
Samenwerken met Japanners is heel bijzonder. Ze werken heel
precies en hebben voor alles een protocol. Ze werken ook veel uren en klagen
daar niet over. Maar ze doen het wel in een rustig tempo. Als ik meer werk heb
dan normaal versnel ik zodat het misschien toch nog lukt binnen mijn 8-urige
werkdag. Japanners doen dat niet maar blijven gewoon een paar uur langer op
kantoor. Al die precisie en die rust hebben ook een nadeel; ze kunnen niet
improviseren, een uitzondering daar gelaten. Als er tijdens een tournee iets
onverwachts gebeurde, waarvoor ze geen protocol hadden, dan kwamen ze trillend
en bevend naar mij toe en riepen “ O hemel, Caecilia San, wat moeten we doen”
en raakte volkomen geblokkeerd tot ik met wat ideeën kwam.
In de jaren dat ik door Japan reisde was er ook nog geen
werkeloosheid. Er werd gewoon voor iedereen een taak bedacht. Zo liepen er
overal ordebewaarders rond; op iedere gang van een hotel en dan dag en nacht.
De buschauffeur had altijd een dame bij zich als assistent en die keek met hem
mee en had een stok met een vlaggetje om ons de weg te wijzen bij het in en
uitstappen. Op straat en in gebouwen was het zo veilig dat je rustig ergens je
handtas en laptop kon laten staan en dan stond hij er een paar uur later nog.
Ongelofelijk toch?
Ik nam altijd gietijzeren theepotten kopjes en schalen mee om thuis te gebruiken. Voor de kinderen kocht ik Japanse kleding en boeken als herinnering. Zo kocht ik een boek van Max Veldhuis over “eend” en zei dan dat ik in’t Japans kon voorlezen.
Dat de hun schrift uit zulke ingewikkelde tekens bestaat, is
wel onhandig op bijvoorbeeld een station. En de straten hebben ook geen namen;
ze nummeren de huizenblokken maar niet de straten zelf. Als ik de deur uit ging
nam ik altijd een briefje mee met daarop het adres van mijn hotel en de
concertzaal in Japanse tekens. Je kunt er behoorlijk verdwalen en zo kon ik de
weg vragen! De Japanse taal klinkt heel hartstochtelijk al heb ik er nooit
iets van begrepen en kon ik niet meer dan vier woorden onthouden.
Er is niets heerlijkers dan tijdens een drukke tournee
alleen uit eten gaan in een restaurant vol Japanners. Het is echt
ontspannend dat je er niets van verstaat en je je even helemaal op jezelf en je
eten kunt concentreren zonder afgeleid te worden. Een menukaart lezen gaat
natuurlijk niet, maar dat wordt opgelost door een plastic versie van alle
gerechten in de vitrine. Je kunt dan aanwijzen wat je wilt eten. Al blijft het spannend,
want ook de plastic versie maakt niet altijd duidelijk wat je eet. Het Japanse
eten is erg gezond met veel groente en vis en bijna geen vet. Soms at ik voor twee
euro in een noedelbar een grote kom noedels met kip en groente, naast slurpende
oude mannetjes. En soms at ik heel sjiek en onbetaalbaar (op uitnodiging), en er werd dan door de chef voor mijn neus
gekookt. Het moeilijkste moment was een zakendiner met alleen maar Japanse
mannen en Ton. Als voorgerecht kregen we rauwe inktvis tentakels en het smaakte
erg taai en bitter, eigenlijk net als gal, dus het was wel even slikken…..
Het land zelf is smal en lang en eigenlijk een eilanden groep,
maar zo lang als van zuid Italië tot aan midden Noorwegen en het klimaatverschil
is dus ook zo groot. Ik ben op het zuidelijkste puntje geweest en ook op het
noordelijkste eiland. Overal kun je heerlijke Sushi krijgen in vele soorten en
maten. In het zuiden aten we meer gefrituurde en gegrilde gerechten. De grootste
verrassing op voedsel gebied kreeg ik in het noorden. De directeur van de
concertzaal “Kitara” uit Sapporo nam ons mee uit eten voor een speciaal streekgerecht.
Het bleek runderstoofvlees met stamppot van aardappels en kool; een echte
Hollandse maaltijd!
Caecilia
(Volgende week deel II)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.