zaterdag 10 november 2012


Kleedkamer blues

De eerste klinkende tonen van een concert geven mij nog steeds een bijzonder gevoel. Zo van; “Het is me gelukt! Ik heb ze hier gekregen, op tijd voor het concert en nu is het tijd voor mij. Benen omhoog, weg die professionele glimlach ”. Alleen of met z’n tweeën hielden we altijd “kantoor” in de kleedkamer van Ton. En als het concert in een kerk plaats vond zaten we in de sacristie of in de rondgang o.i.d. Meestal zaten we dan tussen de flightcases, zangers en orkestleden die zich stonden om te kleden. We paste er op de handtassen en andere waardevolle spullen en deden nog het laatste werk voor de dag van morgen, zoals op de vliegtickets nog een keer controleren of de namen correct gespeld waren en het hotel bellen over de aankomsttijd, en in de jongste tijd beantwoordden we ook nog onze e-mail van die dag over alle lopende zaken of werkte ik aan de begroting voor het komende jaar. 

Het was niet altijd “relaxen” tijdens het concert. Regelmatig was de programmering zo dat we tijdens het concert meerdere keren de opstelling moesten aanpassen, dus stoelen en lessenaars weg of erbij. Of nog erger; een klavecimbel of orgel verplaatsen. Ik weet nog dat ik een keer in Londen vijf minuten in mijn eentje bezig was op het podium en dat ik toen applaus kreeg. Daarna heb ik met Ton gesproken en voorgesteld om kritisch te zijn met het wijzigen van de opstelling en dat zoveel mogelijk in de pauze van het concert te plannen door de volgorde van de stukken aan te passen of een andere programmering te kiezen. Het kostte me nogal wat moeite om hem uit te leggen dat mijn heen en weer geloop veel meer stoorde dan drie lege stoelen op de achterste rij tijdens het middendeel van het programma. In Japan kreeg ik vier mannen om me te helpen het snel te doen. Een typisch Japanse oplossing waardoor ze toen - in 1993 - ook nog geen werkeloosheid kenden! Overigens hadden ze een soort systeem dat ik niet snapte en dat gingen ze van te voren helemaal doorspreken en met mij oefenen!

Maar wat me vooral is bijgebleven van die eerste tonen bij de aanvang van het concert, is dat moment van ontspanning en even helemaal jezelf zijn. Ik zie ons nog op de grond liggen met onze benen omhoog tegen de muur. Op tournee werden onze voeten namelijk altijd een stuk groter door het vele staan, lopen en het vele reizen per vliegtuig. Door met de benen omhoog te liggen zakte de spanning in onze voeten weer een beetje. ’s Avonds je schoenen uitdoen was erg riskant want je kreeg ze dan soms niet meer aan. We deden dat voor de zekerheid nooit tegelijk, zodat altijd één van ons netjes gekleed de kleedkamer uit kon rennen om in actie te komen. En ik weet ook nog dat ik in Parijs op de bank lag terwijl Guido liedjes van de Beatles zong en zichzelf daarbij op de piano begeleide. Maar meestal luisterde we naar het concert via de intercom.

Ik ging meestal met Guido of met Hannes op tournee. Het was echt fijn om zo samen te werken en ik heb het erg getroffen met collega’s die zo betrouwbaar waren. Ik denk daar nog vaak aan terug. Ooit had ik ook nog een stagiaire genaamd Ralf. Ralf was erg zorgzaam en wist het klaar te spelen om een soort maaltijd klaar te zetten in de kleedkamer als het concert begon. We hadden dan niet alleen broodjes, maar ook salades, warme soep of een dessert. En dit klinkt misschien helemaal niet zo bijzonder maar dat was het wel, want je weet op tournee nooit wanneer je de weer kans krijgt om te eten, met als gevolg dat we altijd met het gevoel rondliepen dat we onderweg zouden verhongeren wegens tijdgebrek of omdat er gewoon niets te eten te vinden was. Ralf was echt in veel opzichten geweldig, en toen hij na zijn stage besloot om niet door te gaan in “dit vak” begreep ik dat niet, maar inmiddels wel!

In het begin van mijn tijd bij het Amsterdam Baroque ging ik altijd alleen met koor en orkest op tournee; of het nu een groep van 10 of van 60 musici was. Ik herinner me nog goed dat ik in Utrecht in de Maria Minor kerk op de WC zat te huilen van inspanning en uitputting. Ik had ook al een paar dagen achter elkaar het Garnier orgel (150 kg) met Eduard uit de vrachtwagen moeten tillen en op z’n plek in de kerk zetten. Ik kwam daarna de kleedkamer inlopen en Ton mopperde over alles wat ik voor de komende maanden (de volgende tournees) nog niet had geregeld. Ik herinner me dat Maggie toen voor me in de bres sprong. Ze vertelde Ton dat hij helemaal gelijk had over dat werk wat ik nog niet had gedaan, maar dat bij alle andere orkesten waar zij mee werkte, er wel twee of drie personen waren die samen het werk deden dat ik alleen moest doen. In mijn eentje op tournee kreeg ik helemaal niet de kans om tussendoor ook nog al mijn kantoorwerk te doen. Het zou volgens haar goed zijn als ik met groepen groter dan 25 personen een collega zou meekrijgen om te helpen.

Omdat dit extra geld kostte (salaris, maar ook alle reis en verblijfkosten van die extra persoon) was dit wel even een bespreekpuntje voor het bestuur en kon het niet acuut ingevuld worden, maar pas het volgend jaar als de extra kosten ook begroot konden worden. Ik ben Maggie eeuwig dankbaar dat ze voor mij opkwam toen ik dat niet zelf deed. Niet alleen omdat de werkdruk weer menselijk werd, maar ook omdat het zo goed voelde om een maatje bij me te hebben in zware tijden. Die kameraadschap voelde als een openhaardvuur in die kleedkamer, dus daar denk ik nog vaak aan terug!

Caecilia

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.