Kleedkamer blues
De eerste klinkende tonen van een concert geven mij nog
steeds een bijzonder gevoel. Zo van; “Het is me gelukt! Ik heb ze hier
gekregen, op tijd voor het concert en nu is het tijd voor mij. Benen omhoog,
weg die professionele glimlach ”. Alleen of met z’n tweeën hielden we altijd
“kantoor” in de kleedkamer van Ton. En als het concert in een kerk plaats vond
zaten we in de sacristie of in de rondgang o.i.d. Meestal zaten we dan tussen de flightcases, zangers en orkestleden die zich stonden om te kleden. We paste er op de handtassen
en andere waardevolle spullen en deden nog het laatste werk voor de dag van
morgen, zoals op de vliegtickets nog een keer controleren of de namen correct
gespeld waren en het hotel bellen over de aankomsttijd, en in de jongste tijd
beantwoordden we ook nog onze e-mail van die dag over alle lopende zaken of
werkte ik aan de begroting voor het komende jaar.
Het was niet altijd “relaxen” tijdens het concert.
Regelmatig was de programmering zo dat we tijdens het concert meerdere keren de
opstelling moesten aanpassen, dus stoelen en lessenaars weg of erbij. Of nog
erger; een klavecimbel of orgel verplaatsen. Ik weet nog dat ik een keer in
Londen vijf minuten in mijn eentje bezig was op het podium en dat ik toen
applaus kreeg. Daarna heb ik met Ton gesproken en voorgesteld om kritisch te
zijn met het wijzigen van de opstelling en dat zoveel mogelijk in de pauze van
het concert te plannen door de volgorde van de stukken aan te passen of een
andere programmering te kiezen. Het kostte me nogal wat moeite om hem uit te
leggen dat mijn heen en weer geloop veel meer stoorde dan drie lege stoelen op
de achterste rij tijdens het middendeel van het programma. In Japan kreeg ik vier
mannen om me te helpen het snel te doen. Een typisch Japanse oplossing waardoor
ze toen - in 1993 - ook nog geen werkeloosheid kenden! Overigens hadden ze een
soort systeem dat ik niet snapte en dat gingen ze van te voren helemaal
doorspreken en met mij oefenen!
Maar wat me vooral is bijgebleven van die eerste tonen bij
de aanvang van het concert, is dat moment van ontspanning en even helemaal
jezelf zijn. Ik zie ons nog op de grond liggen met onze benen omhoog tegen de
muur. Op tournee werden onze voeten namelijk altijd een stuk groter door het
vele staan, lopen en het vele reizen per vliegtuig. Door met de benen omhoog te
liggen zakte de spanning in onze voeten weer een beetje. ’s Avonds je schoenen
uitdoen was erg riskant want je kreeg ze dan soms niet meer aan. We deden dat
voor de zekerheid nooit tegelijk, zodat altijd één van ons netjes gekleed de
kleedkamer uit kon rennen om in actie te komen. En ik weet ook nog dat ik in
Parijs op de bank lag terwijl Guido liedjes van de Beatles zong en zichzelf
daarbij op de piano begeleide. Maar meestal luisterde we naar het concert via
de intercom.
Ik ging meestal met Guido of met Hannes op tournee. Het was
echt fijn om zo samen te werken en ik heb het erg getroffen met collega’s die zo
betrouwbaar waren. Ik denk daar nog vaak aan terug. Ooit had ik ook nog een
stagiaire genaamd Ralf. Ralf was erg zorgzaam en wist het klaar te spelen om
een soort maaltijd klaar te zetten in de kleedkamer als het concert begon. We
hadden dan niet alleen broodjes, maar ook salades, warme soep of een dessert.
En dit klinkt misschien helemaal niet zo bijzonder maar dat was het wel, want
je weet op tournee nooit wanneer je de weer kans krijgt om te eten, met als
gevolg dat we altijd met het gevoel rondliepen dat we onderweg zouden verhongeren
wegens tijdgebrek of omdat er gewoon niets te eten te vinden was. Ralf was echt
in veel opzichten geweldig, en toen hij na zijn stage besloot om niet door te
gaan in “dit vak” begreep ik dat niet, maar inmiddels wel!
In het begin van mijn tijd bij het Amsterdam Baroque ging ik
altijd alleen met koor en orkest op tournee; of het nu een groep van 10 of van
60 musici was. Ik herinner me nog goed dat ik in Utrecht in de Maria Minor kerk
op de WC zat te huilen van inspanning en uitputting. Ik had ook al een paar
dagen achter elkaar het Garnier orgel (150 kg) met Eduard uit de vrachtwagen
moeten tillen en op z’n plek in de kerk zetten. Ik kwam daarna de kleedkamer
inlopen en Ton mopperde over alles wat ik voor de komende maanden (de volgende
tournees) nog niet had geregeld. Ik herinner me dat Maggie toen voor me in de
bres sprong. Ze vertelde Ton dat hij helemaal gelijk had over dat werk wat ik
nog niet had gedaan, maar dat bij alle andere orkesten waar zij mee werkte, er wel
twee of drie personen waren die samen het werk deden dat ik alleen moest doen. In
mijn eentje op tournee kreeg ik helemaal niet de kans om tussendoor ook nog al
mijn kantoorwerk te doen. Het zou volgens haar goed zijn als ik met groepen
groter dan 25 personen een collega zou meekrijgen om te helpen.
Omdat dit extra geld kostte (salaris, maar ook alle reis en
verblijfkosten van die extra persoon) was dit wel even een bespreekpuntje voor
het bestuur en kon het niet acuut ingevuld worden, maar pas het volgend jaar
als de extra kosten ook begroot konden worden. Ik ben Maggie eeuwig dankbaar
dat ze voor mij opkwam toen ik dat niet zelf deed. Niet alleen omdat de
werkdruk weer menselijk werd, maar ook omdat het zo goed voelde om een maatje bij
me te hebben in zware tijden. Die kameraadschap voelde als een openhaardvuur in
die kleedkamer, dus daar denk ik nog vaak aan terug!
Caecilia
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.